Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Heródotus

betekenis & definitie

Heródotus, de oudste Grieksche geschiedschrijver en gewoonlijk de „Vader der Geschiedenis” genaamd, werd geboren te Halicarnassus in Carië in het jaar 484 vóór Chr. Hij vormde zich, naar het voorbeeld en den raad van zijn bloedverwant Panyasis, door het lezen der werken van Grieksche dichters, vooral van Homérus, en het schijnt, dat hij reeds vroeg het voornemen heeft opgevat, om een uitgebreid geschiedwerk te schrijven. Ondersteund door het aanzien en den rijkdom van zijn geslacht, begaf hij zich weldra op reis, om vele landen en volken te bezoeken. Het is vrij zeker, dat hij reeds in zijne jeugd eene reis volbragt naar de eilanden en kusten van Klein-Azië, en dat hij na 462 door een groot gedeelte van Azië en Afrika toog en inzonderheid Egypte met naauwkeurigheid gadesloeg.

Voorts weten wij, dat hij naar Palaestina trok, zich belangrijke berigten verschafte omtrent Phoenicië, Tyrus en Sidon, tot aan Babylon en Suza, ja, vermoedelijk tot Bactrië en Medië doordrong, en zelfs de kustgewesten der Zwarte Zee in oogenschouw nam. Na zijn terugkeer (456) vinden wij hem in Griekenland, waar hij een aanvang maakte met het verwerken van de verzamelde bouwstoffen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat hij alstoen eenige gedeelten van zijn werk aan zijne vrienden heeft voorgelezen, doch de verzekering van Lucianus, dat zulks geschied is in 456 bij de Olympische spelen, — voorts te Athene (445), te Corinthe en te Theben, wordt niet zonder reden betwijfeld. Nadat hij zich geruimen tijd vooral te Athene had opgehouden, ging hij met een aantal landverhuizers in 444 naar Thurii in Italië, om zich met dit land, alsmede met Sicilië bekend te maken, zonder evenwel zijn togt tot Rome uit te strekken. Hij bleef evenwel in Italië gevestigd, voltooide er zijn voortreffelijk werk, en overleed in 408. — Dit werk, in 9 boeken verdeeld, welke de namen der 9 Muzen dragen, is opgesteld in het Ionisch dialect en behoort tot de belangrijkste geschriften der Oudheid. De inhoud is merkwaardig en ernstig, en de vorm onderscheidt zich door waardigheid en bevalligheid. De eenvoudigheid en getrouwheid , waarmede hij zijne ervaringen en de verzamelde berigten mededeelt, wekken nog altijd de grootste bewondering, en zelfs de nieuwere ontdekkingen hebben de soms wel eens betwijfelde waarheid van zijne mededeelingen bevestigd. Van de talrijke uitgaven van zijn werk noemen wij die van Schweighäuser (1806, 6 dln), en die van Bähr (1830—35, 2 dln; 2de druk 1855—1861).

< >