Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Assyrië

betekenis & definitie

Assyrië is de oude naam der landen, die gelegen zijn tusschen het Arménische hoogland in het noorden, de bergvlakte van Iran in het oosten, de Tigris in het westen en de Diala, naar de Tigris vloeijende, in het zuiden. Hiertoe behooren de landschappen:

Arrapachitis, eene golvende, rotsachtige streek bij de zuidelijke helling der Arménische bergstreek.

Assur, het Aturia der Grieken , tusschen de Tigris en de Groote Zab.

Arbelitis en Adiabene tusschen de Groote en Kleine Zab.

Calachene of Chalonitis in het zuiden.

De bewoners van deze streken vormden het eerste volk van veroveraars in Vóór- Azië, en hunne beheerschers maakten niet slechts strooptogten of bepaalden zich niet bij eene onderwerping der naburen, maar zij verwierven gedurende eene eeuw de heerschappij over onderscheidene andere en zelfs verwijderd wonende volkeren. De vermelde landen vormden met de steden Ninivé (zie onder dezen naam), Ctesiphon, Arbéla, Apollonia, Artemita en andere een gedeelte van het Assyrische rijk, een der oudste en aanzienlijkste rijken van Azië, in het tijdperk van zijn bloei eigenlijk Assyrië , Babylonië , Perzië , Médië, Bactrië en Syrië omvattende. De naam van Assyrië in ruimeren zin wordt bij uitnemendheid toegekend aan de eerstgenoemde drie landen, die de eerste en voornaamste bestanddeelen waren der monarchie, en die naam bleef in wezen, toen het rijk zelf reeds lang vernietigd was. Door de Grieken werden in het algemeen alle door Syriërs (Aramaeërs) bewoonde landen , zooals Syrië, Cappadocië, Leuco-Syrië aan de Pontus enz., met den naam van Assyrië bestempeld.

De oudste berigten omtrent Assyrië vinden wij in den Bijbel, waar (Genes. X, 11) de stichting des rijks door Assur of Nimrod wordt vermeld. Eerst omstreeks het jaar 772 vóór Chr. komen koningen van Assyrië voor, namelijk Phul, Tiglat Pilésar (741). Salmanassar (730), Sanherib (714) en Aserhaddon. Daarenboven noemt Jesaias een koning Sargon, dien men waarschijnlijk tusschen Salmanassar en Sanherib moet plaatsen. Die namen zijn, met uitzondering van Sanherib, bij de Grieksche geschiedschrijvers onbekend. Deze openen de rij der Assyrische vorsten met Ninus of Thonus Concolerus. De duur der Assyrische heerschappij wordt door Heródotus bepaald op 520, door Ctesias op 1360 of 1306, door Syncellus op 1460, en door Eusebius op 1240 jaren.

Daarna beginnen de Grieksche schrijvers met Arbaces of Dejoces eene nieuwe Medische dynastie, welke voortloopt tot Astyagus. Om de Bijbelsche berigten daarmede in overeenstemming te brengen, heeft men het afzonderlijk bestaan aangenomen van het Nieuw-Assyrische rijk — ’t geen door Heródotus bevestigd wordt, daar deze na den afval der Médiers onder Dejoces van zoodanig gebied gewaagt, waarvan Ninivé de hoofdstad was en dat zich eerst aan Cyaxares onderwierp. Dit nieuwe rijk is vermoedelijk in 780 vóór Chr. ontstaan uit eene Médische landvoogdij (satrapie). Het breidde zich onder Tiglat Pilésar en Salmanassar weldra over Médië en Babylonië uit, maar begint onder Aserhaddon in verval te geraken. Nadat Médië onder Dejoces zich onafhankelijk had verklaard, verbrijzelt ook Babylon het juk, en de Médische koning Cyaxares verovert Ninivé (625), waarschijnlijk met Babylonische hulptroepen. De uittreksels uit de Arménische kroniek van Eusébius strooken meer met het verhaal des Bijbels. Daarin vindt men Phul (520 jaren na Semíramis), Sanherib, Asordan, Sammughes. Nabopolassar (Sardanapalus) en Nabuchodonosor (Nebucadnésar). Ook Mozes van Chorene laat Sardanapálus op Sanherib volgen.

Men meent, dat reeds Ninus, ondersteund door Ariaeus, koning van Arabië, en door Barzanes, vorst van Arménië, Babylonië en geheel Vóór-Azië veroverd heeft. Daarna onderwierp hij Bactrië, Médië en Perzië. Hij werd daarbij krachtig ondersteund door de schoone en schrandere Semíramis — een naam die “bergduif” beteekent —, eene dochter der godin Derceto of Mylitta. Zij was na de verovering van Bactra, door haar tot stand gebragt, zijne gemalin, en na zijn dood volgde zij hem op. Na haren ongelukkigen togt tegen Stabrobates, koning van Indië, verlaat zij te Bactra het tooneel, en haar zoon Ninyas treedt als heerscher te Ninivé op. Hierna verandert de sage in eene dorre naamlijst van koningen.

Het staatsbestuur der Assyriërs was een Oostersch despotismus. De koning toefde in zijn ontoegankelijken burg en liet de gewesten over aan de willekeur der landvoogden. Hunne taal was een tak van den Médisch-Perzischen stam, en hunne godsdienst komt met die der Babyloniërs overeen. De opperste hunner goden was Nisroch of Assarak, en de hoogste godin Beltis. Die god wordt voorgesteld als de gevleugelde zonneschijf. Ook andere goden werden er gehuldigd, en verschillende dieren, alsmede een heilige boom, werden beschouwd als aan hem gewijd.

Ninyas en zijn opvolgers hadden een leger op de been van 400000 man, zoowel bestemd tot het bewaken des Konings als tot het dempen van oproerigheden in de provinciën. Zij droegen helmen en waren van bogen en knodsen voorzien. Er waren ommuurde steden, bij wier belégering men zich toen reeds van stormrammen bediende. Uit de beeldhouwwerken blijkt, dat de Assyriërs bekend waren met het weven van katoenen en wollen stoffen, ’t geen door een berigt des Bijbels bevestigd wordt.

De reeks der Assyrische vorsten wordt — zooals wij reeds mededeelden — gesloten door Sardanapálus of Thonus Concolerus. Tegen hen kwamen in 888 vóór Chr. de Médiërs onder Arbaces en de Babyloniërs onder Belesys in opstand. Zij werden tot driemaal toe verslagen, maar versterkten zich toen met een leger uit Bactrië, waarna zij de overwinning behaalden op den veldheer van Sardanapálus en dezen in Ninivé belegerden. Na eene driejarige belegering kwam de Tigris, die buiten hare oevers trad en de muren der stad sloopte, de opstandelingen te hulp, en Sardanapálus gaf zich met zijne vrouwen en met zijne schatten aan de vlammen prijs. Volgens Athenaeus gebeurde dit te Bactra, en daar Sardanapálus elders als verwijfd en kleinmoedig wordt voorgesteld, meenen sommigen, dat er twee koningen van dien naam hebben geregeerd.

Op de bouwvallen van den omgeworpen troon verhieven zich twee andere, de Babylonische en de Médische, en het eigenlijke Assyrië was aan dezen laatsten onderworpen. Later verrijst er eene nieuwe dynastie, maar het is onzeker, of deze door Ninus II, een zoon van Sardanapálus, of door een Médischen stadhouder te Ninivé is gesticht. Daaruit sproot na 790 eene reeks van magtige vorsten, die hunne heerschappij uitbreidden over Babylon, Mesopotamië, Syrië, Phoenicië en Palaestina tot aan Egypte toe en de grondleggers werden van het Nieuw-Assyrische rijk. Phul deed in 773 een inval in Israël, maar liet zich door eene aanmerkelijke geldsom tot den aftogt bewegen. Zijn opvolger Tiglat Pilésar (741) kwam Ahas koning van Juda, te hulp tegen Pekach, koning van Israël, die zich met Rezin, den vorst van Syrië, verbonden had. Rezin leed de nederlaag, Damascus bezweek, de Overjordaansche Israëlieten en de mannen van Naphthali werden onderworpen, en vele van hen werden als slaven naar het binnenland van Assyrië gebragt. Ahas zelf moest hulde bewijzen aan zijn magtigen bondgenoot en de Assyrische afgodendienst te Jeruzalem veroorloven.

Op Tiglat Pilésar volgde Salmanassar (730). Deze belegerde Hozéa, den koning van Israël, in Samaria, veroverde deze stad na verloop van 3 jaren, bragt de 10 stammen naar een onbekend oord van het Assyrische rijk en zond Heidensche volkplantingen naar Palaestina. Daarentegen gelukte het hem niet, de stad Tyrus te veroveren, schoon hij die omsingeld hield. De blokkade werd na zijn dood (716) door Sargon opgeheven, maar Asdod, eene der Philistijnsche steden, door den Assyrischen veldheer Tharthan ingenomen. Toen vervolgens Sanherib met de koninklijke waardigheid was bekleed, volvoerde hij een togt naar Juda, dat onder koning Hiskia afvallig was geworden. De meeste steden bezweken; Jeruzalem werd belegerd, maar bleef behouden door de pest, die in het Assyrische leger woedde. Sanherib keerde terug naar zijn land, waar inwendige verdeeldheden zijne tegenwoordigheid vorderden, want nadat zijn broeder, stadhouder te Babylon, gestorven was of gedood, had eerst Acises, daarna Merodach- Baladan en eindelijk Belibus zich meester gemaakt van het gezag. Sanherib snelde derwaarts. Belibus werd gevangen genomen en Aserhaddon tot koning van Babylon benoemd (711). Daarna moest hij een veldtogt ondernemen tegen Grieksche benden, die in Cilicië waren gedrongen, en de Assyriërs kochten met zware verliezen de zegepraal, zoodat Sanherib besloot, op het slagveld zijn standbeeld te plaatsen met een Chaldeeuwsch opschrift en de stad Tarsus te stichten.

Eindelijk werd Sanherib door zijne twee zonen Adramelech en Sarezer in den tempel van Nisroch vermoord. Aserhaddon nam wraak over dat gruwelstuk en plaatste zich op den troon zijns vaders. Hij zond voorts een leger naar Judaea, liet koning Manasse als gevangene naar Babylon brengen en bragt op nieuw volkplantingen naar Palaestina. Zijn opvolger Saosduchin (668) handhaafde tegenover Phraortes de heerschappij over Médië, en het schijnt, dat hij over het geheel met voorspoed heeft geregeerd. De ontbinding van het groote rijk nam een aanvang onder Chyniladan, die gewoonlijk voor den Nebucadnésar van het boek Judith wordt gehouden. Eerst rukte Médië zich los, en daarna Mésopotamië, waar de Chaldeeuwsche stadhouder een zelfstandig rijk stichtte. Chyniladan zelf werd door den vorst der Médiërs verslagen, en dit had welligt toen reeds een einde gemaakt aan het Assyrische rijk, zoo een inval der zwervende Scyten Cyaxares niet had belaagd. Chyniladan werd door Sarak opgevolgd, en tegen hem vereenigde Cyaxares zijne krijgsmagt met die van den Chaldeeuwsch-Mésopotamischien vorst Naboplassar. In 625 veroverden zij Ninivé waar Sarak zich met zijne schatten verbrandde. Hierdoor ontglipte aan Assyrië de teugels der wereldheerschappij; het werd in de eerste plaats aan Médië toegevoegd en maakte vervolgens slechts een deel uit van de verschillende groote rijken, die in Azië verschenen en verdwenen. Thans behooren zijne landen gedeeltelijk tot het Turksche en gedeeltelijk tot het Perzische rijk. Zie verder — vooral omtrent de Assyrische oudheden — onder Ninivé.