Gepubliceerd op 23-02-2021

Kruipende dieren

betekenis & definitie

Kruipdieren, Reptielen, Eeptilia, een klasse der gewervelde dieren, omvattende alle koudbloedige dieren die hetzij alleen door longen of door longen en kieuwen ademhalen. Overigens vormen de K. een merkwaardige reeks van allerlei trappen van bewerktuiging, waarvan de laagste nagenoeg overeenkomen met de organisatie der visschen, terwijl de hoogste zich aansluiten aan die der vogels en der vogelbekdieren onder de zoogdieren.

Een der meest kenmerkende bijzonderheden in het maaksel en in de physiologische verrichtingen der K. is, dat bij hen slagaderlijk en aderlijk bloed steeds gemengd worden; bij de K. n.l. zijn de slagaderlijke en aderlijke vaatstelsels niet uitsluitend door de haarvaten met elkander verbonden (gelijk bij de zoogdieren, vogels en echte visschen, zie Bloedvaatstelsel), maar ook nog op andere wijzen, en zoodoende is het bloed, hetwelk door de slagaderen naar de organen wordt toegevoerd, om daar voor de voeding en stofwisseling te dienen, reeds voor het ’t haarvatenstelsel bereikt een mengsel van slagaderlijk en aderlijk bloed. Doorgaans geschiedt deze vermenging al in het hart; bij de laagste vormen (kikvorschen, salamanders enz.) ontbreekt daarin n.l. een tusschenschot en bij eenigen zijn zelfs de voorkamers niet geheel gescheiden. Uit deze inrichting van het bloedvaatstelsel, waardoor groote en kleine bloedsomloop niet geheel gescheiden zijn, laten zich verscheidene bijzonderheden verklaren, waardoor zich het leven der K. van dat der overige gewervelde dieren onderscheidt (minder nauw verband tusschen bloedsomloop en ademhaling, tragere stofwisseling, afhankelijkheid der lichaamstemperatuur van de omgevende middenstof, traagheid in de bewegingen, geringere levenswerkzaamheid in het algemeen en geringe terugwerking op uitwendige prikkels). Het leven der K. is minder gecentraliseerd dan dat der overige gewervelde dieren. De ontwikkeling der hersenen is gering, waarmee gepaard gaat een groote mate van stompheid der zintuigen. Het inwendig gehoororgaan nadert dat der vogels (zie Gehoor); aan de oogen der meeste K. komen drie oogleden voor, doch bij de slangen ontbreken deze geheel (zie Gezicht); het maaksel van het reukorgaan der K. komt het meest met dat der visschen overeen, doch de neusgaten openen zich (met zeldzame uitzonderingen) in den mond en zijn de eigenlijke toegangskanalen der lucht bij de ademhaling; de smaak schijnt weinig ontwikkeld; de tong heeft meer de beteekenis van een tast- of grijporgaan; ook kauwen de K. hun voedsel niet maar slikken het onvermalen door.

De hoogere K. leveren noch in de organen, noch in de wijze van voortplanting, noch in de ontwikkeling der vrucht, eenig noemenswaardig verschil op met vogels of zelfs met de op den laagsten trap staande zoogdieren; en de lagere K. wijken nog aanmerkelijk af van hetgeen men als den eigenlijken vischtype kan beschouwen. Steeds is een cloaca voorhanden, waarin de voortplantingsorganen, de urinewegen en het darmkanaal zich openen, evenals bij de vogels en de monotremen. Een paring heeft altijd plaats, doorgaans slechts eenmaal ’s jaars, in onze luchtstreek in de lente. Bij de kikvorschen geschiedt de bevruchting echter eerst nadat de eieren uit de cloaca naar buiten getreden zijn. De vrouwelijke salamanders en tritons bezitten receptacula seminis, welke in het bovenste gedeelte der cloaca monden en waarin het sperma tijdelijk wordt opgenomen en later ter bevruchting dient. Dit is het eenige voorbeeld van een dergelijk orgaan bij de gewervelde dieren, dat daarentegen bij ongewervelden zeer algemeen is.

De meeste K. zijn eierleggend, gelijk de vogels, doch ook verscheidene zijn levendbarend, op de wijze der aplacentaire zoogdieren, dat is zonder dat een moederkoek ontstaat, die een meer rechtstreeksch verband tusschen moeder en vrucht vormt. De zoodanigen zijn dus ovoviviparen. Overigens komen bij de K. in dit opzicht allerlei tusschentrappen voor, daar bij velen, die eieren leggen, toch de kiem reeds binnen in het moederdier zich tot op een zekere hoogte ontwikkeld heeft. Ook zijn het niet hoogere vormen die uitsluitend levendbarend zijn. De eileiders zijn Falloppische buizen (buizen met een vrij, zich in de buikholte openend, verwijd uiteinde, waarin de eieren na vrijwording uit den eierstok, worden opgenomen). Doorgaans zijn de eierstokken en de zaadballen gepaard; de slangen hebben echter slechts één eierstok.

Voor het overige komen in het maaksel der voortplantingsorganen verscheidene trappen voor, die aan voorbijgaande toestanden derzelfde organen bij hooger bewerktuigde dieren herinneren (zie Geslachtsorganen). Bij de hoogere K. (schildpadden, hagedissen, slangen) stemt de ontwikkeling der vrucht in hoofdzaak overeen met die van de vrucht der vogels, of wat de levendbarende soorten aangaat, met die der ovovivipare zoogdieren. De door zulke K. gelegde eieren zijn betrekkelijk groot en van een lederachtige of verkalkte schaal voorzien. Zij bevatten een aanzienlijke hoeveelheid voedingsdooier en eiwit, en gedurende de ontwikkeling der vrucht omhult zich deze met een amnios en vormt zich een allantois, evenals bij de hoogere gewervelde dieren. De jongen komen dan ook nagenoeg geheel volvormd uit de eieren en ademen onmiddellijk door longen. Anders is het bij de eieren der lagere K. (kikvorschen, salamanders enz.); deze missen een voedingsdooier; er ontstaat bij hen noch amnios, noch allantois, en de jongen komen zeer onontwikkeld ter wereld.

Zij hebben dan nog geen ledematen en halen den eersten tijd adem door kieuwen. Later komen de longen tot ontwikkeling, terwijl de kieuwen verdwijnen, of deze blijven tegelijk met de longen gedurende het geheele leven voortbestaan. Tevens ontstaan de ledematen, maar verdwijnt daarentegen bij velen (de kikvorschen) de staart. Met deze veranderingen gaan nog andere, zoowel in het in- als uitwendig maaksel des lichaams, gepaard, die men onder den naam van gedaantewisseling of metamorphose samenvat, hoewel het hoofdverschil, hetwelk daardoor wordt aangeduid, niet moet geacht worden hierin te bestaan, dat eenige K. zulk een gedaantewisseling ondergaan en andere niet, maar daarin dat dezelfde gedaantewisselingen bij eenigen plaats grijpen gedurende het verblijf in, bij anderen daarentegen buiten het ei. De uitwendige gedaante en het maaksel van het skelet leveren groote verschillen op; een tamelijk algemeen doorgaande regel daarbij is, dat de hoogere K. een met schilden of schubben bekleede, de lager bewerktuigde daarentegen een naakte huid hebben; verder zijn de vingers en teenen der eersten doorgaans van nagels voorzien, terwijl deze bij de lagere K. ontbreken. De wervellichamen zijn bij de salamanders en blindslangen biconcaaf, evenals bij de visschen; bij de kikvorschen hebben zij alleen gedurende den eersten levenstijd dien vorm en bij de hoogere K. zijn zij van een bolle geledingsvlakte voorzien; de gecko’s en vele voorwereldlijke vormen maken echter op dezen regel een uitzondering.

Eindelijk hebben de hoogere K. één gewrichtsknobbel aan het achterhoofdsbeen, waardoor dit met den eersten halswervel geleed is, terwijl bij de lagere K. twee dergelijke knobbels bestaan; ook door dit kenmerk staan de eersten nader bij de vogels, de laatsten dichter bij de visschen. Sommige zoölogen hebben elk dezer beide groepen tot den rang eener klasse verheven en de eene Eeptilia, de andere Amphibia genoemd. Andere dierkundigen onderscheiden Geschubde en Naakte K. Weer anderen geven de voorkeur aan de benamingen Monopnoa en Dipnoa, reeds in 1821 door F. S. Leuckhardt voorgesteld en die een scherp verschil uitdrukken, n.l. dit, of de ademhaling gedurende het geheele leven uitsluitend door longen geschiedt (Monopnoa) of dat dit aanvankelijk plaats heeft door kieuwen en later door longen (Dipnoa), waarbij dan de kieuwen al of niet kunnen blijven voortbestaan.

De verschillende klassificaties der K. zijn overigens nog tamelijk provisorisch; de eenvoudigste is die in de volgende zes orden: schildpadden, hagedissen, slangen (tezamen de onderklasse der Monopnoa vormend), kikvorschen, salamanderachtigen en blindslangen (tezamen de onderklasse der Dipnoa vormend). Zie op deze onderwerpen.