SOOS - v. (gemeenz.) verkorting van sociëteit', naar de soos gaan; op de soos spreken over;
—BEER, m. (-beren), schuld op de soos;
—LOOPER, m. (-s), iem. die veel naar de soos gaat;
—PRAATJE, o. (-s), een praatje op de soos gehoord, los gerucht; het zijn maar soospraatjes.