Gepubliceerd op 02-09-2018

Geestig

betekenis & definitie

GEESTIG, bn. bw. (-er, -st), begaafd met levendig vernuft, dat zich in oorspronkelijke, fijne en puntige en verrassende gedachten uit; een geestig man; eene geestige vrouw; een geestig schrijver; een allergeestigst meisje;

hij is geestig, aardig door zijne kwinkslagen;
— hij is geestig ten koste van zijn broer, hij zegt allerlei aardigheden die zijn broer in een bespottelijk licht stellen;
— hij is weer geestig op zijne manier, doet of zegt weer flauwe aardigheden;
— dat is ook eene goedkoope manier van geestig te zijn, het zijn flauwe aardigheden;
— waaraan men kan zien, dat iem. geestig is, geest, vernuft uitdrukkende zijne kleine, maar geestige oogen; zijn fijn en geestig gelaat; geestige lipjes en oogjes vol vreugd; zijn geestige oogopslag; haar fijngevormde mond plooide zich tot een geestig lachje;
— vol geest of vernuft: geestige gezegden, uitdrukkingen, verhalen, gesprekken, scherts, kout, waarin iemands vernuft en fijne geest aan den dag komt: geestige predikatiën, boeken; menig geestig blijspel; dat geestige gedichtje;
— waarin geest of vernuft doorstraalt: een geestige inval; een geestig plan; eene geestige wereldbeschouwing;
— (van handelingen) op vernuftige wijze verricht: de Camera Obscura is de geestige wraakoefening geweest van iem., die zich misplaatst gevoelde in den kring, waarin hij geboren werd;
— met gemakkelijkheid en zeker speelsch vernuft behandeld een geestig schilderstukje; eene recht geestige teekening;
— (inz. van vrouwen en meisjes gezegd) lief, aanvallig, aardig;
— (dicht.) (van voorwerpen of gewrochten van kunst of smaak) smaakvol, sierlijk, bevallig, fraai: de groote of St. Walburgs kerk te Zutfen is ten overoud kruisgebouw van een geestig maaksel;
— door natuurlijk schoon of bevallige schakeering een aangenamen indruk makende, bevallig, liefelijk, aardig: een borduurder, die de geestigste kleuren op sluiers en sjerpen wist te mengelen; *t geestig spel der zonnestralen met de schaduw onder ’t loof;
— (in Zuidn. gew. ook) lustig, plezierig, vroolijk (van personen en van zaken gezegd);
— (w. g) geest of alcohol bevattende, geestrijk (van wijnen);
— (gew.) (van hout) niet uitgewerkt, zoodat het nog krimpt en trekt;
— bw. (van wijze) op eene wijze, die van geest of levendig vernuft getuigt: iets geestig vertellen; het verhaal is zeker geestig bedacht;
— dat stukje stilleven is geestig geteekend, geschilderd, met gemakkelijkheid en zeker speelsch vernuft;
— op eene bevallige, lieve en aardige, of wel, fraaie, smaakvolle en sierlijke wijze hoe geestig is die tuin aangelegd.