Wat is de betekenis van Geestig?

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

geestig

geestig - Bijvoeglijk naamwoord 1. op een spitse manier grappig, humoristisch, mogelijk wat scherp en/of ironisch w:Godfried Bomans|Godfried Bomans werd door velen als uiterst geestig beschouwd Woordherkomst afgeleid van geest met het achtervoegsel -ig Antoniemen ongeestig...

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

geestig

geestig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: gees-tig 1. grappig en om te lachen ♢ Pietje Bel is een geestig boek Bijvoeglijk naamwoord: gees-tig ... is geestiger dan ... het geestigst...

2025-07-17
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

geestig

gevat, grappig.

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Geestig

adj. & adv., geastich, aerdich, witlik; -e invallen hebben, it nij bitinke kinne; — kunnen vertellen, it moai sizze kinne.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

geestig

bn., bw. (1 geest hebbend, met levendig vernuft; 2 geest of vernuft bevattende; geest of vernuft uitstralende; 3 enigsz. vero., lit. t. smaakvol, sierlijk, bevallig): 1. een geestig schrijver, een geestig schilder; 2. een geestig oog; een geestig gesprek; een geestige zet; 3. het geestig spel der zonnestralen; geestige kleuren op sluiers en sjerp...

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

geestig

bn. en bw. (-er; -st) I. Eig. 1. geest hebbend: een man; ten koste van iemand zijn; zijn op zijn manier. Syn. ➝ aardig. 2. geest uitdrukkend: -e ogen; een -e lach; gezegd, gevonden. 3. geest bevattend: -e boeken, zetten; een -e inval. Tgst. geesteloos. II. Metn. Veroud. bevallig, sierlijk: -e vormen; strengelen.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

geestig

bn. en bw. (-er, -st), 1. begaafd met levendig vernuft, dat zich in oorspronkelijke, fijne, puntige en verrassende gedachten uit: een — man; hij is -, aardig door zijn kwinkslagen; hij is weer op zijn manier, doet of zegt weer flauwe aardigheden; dat is ook een goedkope manier van — zijn, het zijn flauwe aardigheden; (als bw.) op een wi...

2025-07-17
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

geestig

geestig bn. 'met humor, gevat; leuk, plezierig' categorie: geleed woord Vnnl. geestich ende godlick 'geestelijk, onzinnelijk, vroom en goddelijk' [midden 16e eeuw; MNW], geestich vernuft 'knap, intelligent verstand' [ca. 1615; WNT verbluffen], in de titel van Bredero's zangbundel Geestigh Liedt-Boe...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Geestig

GEESTIG, bn. bw. (-er, -st), begaafd met levendig vernuft, dat zich in oorspronkelijke, fijne en puntige en verrassende gedachten uit; een geestig man; eene geestige vrouw; een geestig schrijver; een allergeestigst meisje; — hij is geestig, aardig door zijne kwinkslagen; — hij is geestig ten koste van zijn broer, hij zegt allerlei aard...