GEESTIGHEID, v. (...heden), de hoedanigheid van geestig; deels van personen die met geest of levendig vernuft begaafd zijn, deels van zaken die daarvan blijken dragen de geestigheid van Voltaire; de geestigheid van een gezegde;
— een woord of gezegde, dat geestig is of eene oorspronkelijke, fijne of puntige en verrassende gedachte bevat, (ook) eene aardigheid: om eene geestigheid lachen; gewaagde, ongepaste geestigheden; goedkoope, flauwe geestigheden uitkramen, slijten, debiteeren, plaatsen, aan den man brengen enz.