Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie B
- B
- B-duur
- B1ddeman
- BA
- BAADJE
- BAADSTER
- BAAI
- BAAI-TABAK
- BAAIEN
- BAAIERD
- BAAIFABRIEK
- BAAIVANGEN
- BAAIVANGER
- BAAIZOUT
- BAAK
- BAAKAFLEZING
- BAAKGELD
- BAAKSTER
- BAAL
- BAALDOEK
- BAALGAREN
- BAÄLSDIENST
- BAÄLSDIENST
- BAALZAK
- BAAN
- BAANBED
- BAANBESTUUR
- BAANBREKEND
- BAANBREKER
- BAANCENT
- BAANDER
- BAANDERHEER
- BAANGAST
- BAANHOER
- BAANLOOPER
- BAANMEESTER
- BAANMEID
- BAANOOG
- BAANOPZICHTER
- BAANROTS
- BAANRUIMER
- BAANSCHOUW
- BAANSLOOT
- BAANTEGEL
- BAANTJE
- BAANTJERIJDEN
- BAANTJESGAST
- BAANTJESJAGER
- BAANVAK
- BAANVEGER
- BAANVERSCHUIVING
- BAANVOORZIENING
- BAANWACHTER
- BAANWIJS
- Baar
- BAARBLIJKELIJK
- BAARD
- BAARDAAP
- BAARDBRANDERTJE
- BAARDELOOS
- BAARDEN
- BAARDGIER
- BAARDGRAS
- BAARDGROEI
- BAARDIG
- BAARDKLEM
- BAARDLAAG
- Baardmannetje
- BAARDMOS
- BAARDPLANK
- BAARDSCHEERDER
- BAARDSCHIMMEL
- BAARDSEL
- BAARDSNIJDERIJ
- BAARDUIL
- BAARDVISCH
- BAARDWERK
- BAARDWERKEN
- BAARDZWIJN
- BAARHAVEN
- BAARHUISJE
- BAARLIJK
- BAARLOOP
- BAARMIS
- BAARMOEDER
- BAARMOEDERBLOEDING
- BAARPIJP
- BAARRECHT
- Baars
- BAARSCH
- BAARSCHAP
- BAARSLUIS
- BAARVLIES
- BAARZEN
- Baas
- BAASSCHAP
- BAAT
- BAATZIEK
- BAATZUCHT
- BAATZUCHTIG
