Gepubliceerd op 31-08-2018

BAAI

betekenis & definitie

1. BAAI, o. en v. (-en, als soortnaam), een dik en grof wollen weefsel, op molton gelijkend flanel, meestal donkerrood, ook wel bruin, geel of blauw van kleur, waarvan onderkleeren, vrouwenrokken, hemden voor zeelieden en boeren worden gemaakt: baai dragen, een hemd of onderkleeren van baai dragen; hij zit heelemaal in ’t baai.

2. BAAI, v. (ook roode baai geheeten) roode wijn, meest van Bordeaux gezegd; (vroeger ook) Rijnsche baai, Rijnwijn.
3. BAAI, v. verkorting voor baai-tabak, fijngesneden rooktabak van Maryland, veel in Friesland en Groningen gebruikt; Friesche baai; heerenbaai.
4. BAAI, v. (-en), eene insnijding die de zee in het land maakt; eene kleine golf, een kleine zeeboezem, een zeearm: de Engelsche kust heeft vele baaien; de Baai van Rio Janeiro; (zeew.) baai of keel van eene kous, zie KOUS.