Gepubliceerd op 31-08-2018

BAAIVANGER

betekenis & definitie

m. (-s), kleedingstuk voor zeelieden, inwendig van baai en uitwendig van geolied linnen, ook waakrok en schanslooper geheeten;

— een ruw matroos, een doordraaier;
— een ruziemaker;
— iem. die vlug en zwierig op zijne schaatsen rijdt;
— (gew.) een haantje-de-voorste; iem. die niet bang is; een levenslustige, een woelige jongen;
— (gew.) een zwaaiende vlieger, een schuddebol;
— (veroud.) Groenlandsvaarder.