Gepubliceerd op 31-08-2018

AREND

betekenis & definitie

m. (-en), veelsoortig geslacht van groote roofvogels (aguila), geroemd om hun moed, kracht, snelle en hooge vlucht en scherp gezicht (vgl. ’t meer verheven en dichterlijke adelaar);

— (spr.) een arend vangt geene vliegen, een groot of edel mensch strijdt niet tegen onbeduidende personen;
— fig.) persoon die om eenige eigenschappen bij een arend vergeleken wordt;
— veldteeken of standaard met de beeltenis van een arend (bij Romeinen en Franschen);
— (wapenk.) afbeelding van een arend in natuurlijke gedaante (de phantastische vorm heet adelaar);
— (gew.) mannetjesvogel, inz doffer;
— (w. g.) angel van een mes, eene zeis. een beitel, (zie ANGEL):
— (slotenm.) schacht en baard van een sleutel te zamen genomen;
— (sterrenk.) zeker sterrenbeeld aan den rand van den Melkweg.