Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Vechten

betekenis & definitie

(vocht, heeft gevochten),

1. met geweld van handen of wapens tegen elkaar of tegen iem. te keer gaan, strijden, kampen: de twist liep zo hoog dat zij ten slotte begonnen te vechten; op de sabel vechten; tegen, met iem. vechten; op leven en dood, vechten; man tegen man vechten;ik wil liever tegen hem eten dan tegen hem vechten, ik heb hem niet graag tot vijand; — vechten tegen de bierkaai, zie Bierkaai; — van dieren: vechtende katten, hanen; (spr.) twee honden vechten om een been en een derde loopt er fluks mee heen, zie Hond; — wij moeten vechten om in de trein te komen, geweld gebruiken: — (oneig.) tegen, met een schaduw, een hersenschim vechten, strijden tegen iets dat niet bestaat.
2. (fig.) zich met grote inspanning voor of tegen iets weren: tegen de slaap vechten, moeite doen om wakker te blijven; voor dat ideaal heeft hij altijd gevochten.
3. om ’t zeerst streven, wedijveren om iets te bemachtigen: vechten om een betrekking.