Synoniem van vechten

vechten - proberen iemand of iets te overwinnen. Synoniemen in formele stijl: strijden of strijd voeren, in informele stijl matten en knokken; kampen is een archaïsme. De genoemde woorden kunnen worden gecombineerd met een voorzetselbepaling, ingeleid door 'tegen'. Een neutraal synoniem is slaags zijn (met). Bestrijden heeft een verplicht lijdend voorwerp. Worstelen (hier niet als sport aan de orde) betekent: hevig vechten tegen iets. Dat iets is een abstracte zaak: 'worstelen voor je leven, voor de vrijheid, tegen het noodlot'. Vechten tegen de bierkaai of vechten tegen windmolens is: tevergeefs vechten tegen een misstand. Plukharen, rauzen en handgemeen zijn is vechten door aan elkaar te trekken, te duwen, enzovoort. Mensen die in letterlijke zin de degens kruisen gebruiken degens. Een leger of een afdeling daarvan levert slag; staten en/of legers voeren oorlog (tegen) of beoorlogen elkaar. Vechten op kleine schaal zonder beslissend slag te leveren (zoals voorposten en verkenners doen) heet schermutselen.

Zie: bestrijden ; ruziën; verzetten, zich; wedijveren.

Gezegde(s):
• het opnemen tegen
• naar de wapens grijpen
• zijn lenden omgorden
• te velde trekken
• zich teweer stellen
• het vuur openen
• te lijf gaan
• de klingen kruisen
• op de vuist gaan
• handgemeen worden
• voet bij stuk houden
• zijn poot stijfhouden
• zich niet laten kisten
• zich weren met hand en tand (of: met handen en voeten)
• zijn borst opsteken
• zijn borst natmaken (= zich schrapstelten)
• in zijn handen spuwen
• niets dan wonden en builen zoeken
• het (of: de) spits bieden aan
• elkaar in het haar zitten (of: vliegen)
• het met iemand aan de stok krijgen
• zich weren als de kat in de krullen
• zijn huid ter markt brengen
• vechten dat de kraaien om de brokken komen
• vechten tegen de bierkaai
• zijn nek uitsteken

Spreekwoord(en):
• nood breekt wet
• de ene kraai pikt de andere de ogen niet uit
• het ene zwaard houdt het andere in de schede
• wie vecht kan verliezen, wie niet vecht is al verloren

vechten - onregelmatig werkwoord
uitspraak: vecht-ten

1. elkaar aanpakken met vuisten, wapens, of andere middelen
♢ de soldaten vechten tegen de vijand
1. man tegen man vechten
[personen tegen elkaar]
2. waar er twee vechten hebben twee schuld
[je hebt allebei schuld als het op vechten uitdraait]
2. je ergens voor inspannen
♢ hij vecht voor een eigen zaak

Onregelmatig werkwoord: vecht-ten
ik vecht
jij/u vecht
hij/zij vecht
wij/zij/jullie vechten
ik/jij/u/hij/zij vocht
wij/zij/jullie vochten
hij heeft gevochten
vechtend, vechtende

Synoniemen
kampen, knokken, matten, strijden

Tegenstellingen
capituleren, overgeven