Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Sabel

betekenis & definitie

v. (-s),

1. gebogen zwaard met één snede: met de sabel er in hakken : een duel op de sabel, met sabels ; een kromme of Turkse sabel; een houten sabel, als speeltuig voor kinderen; — (mil.) dienstdoen met opgestoken sabel, op een bureau werkzaam zijn ; lopen met getrokken sabel, met de sabel in de rechterhand, de schede ter linkerzijde hangende;
2. (bij vergelijking) metselaarsgereedschap voor het aanstoppen van blokken steen met mortel; — zwaar plat hout met handvat om de inslag van een mat stijf aan te slaan.