Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Heet

betekenis & definitie

bn. (heter, -st),

1. zeer warm: heet water; hete stenen; de kachel is gloeiend heet; (bw) de zon brandde heet; heet gebakerd zijn (zie Bakeren);een heet vuur, dat veel warmte geeft; (fig.) voor een heet vuur staan, in moeilijke, gevaarlijke omstandigheden verkeren; — een pannekoek, heet uit de pan, pas uit de pan ; — heet van de rooster, net gebraden, (fig.) pas gereed, vers; heet van de naald, zo even afgewerkt, net klaar ; ook als bw. uitdr.: onmiddellijk zodra het klaar is;

het is altijd te heet of te koud; het is nooit goed; — op hete kolen staan, zitten (Zuidn. ook lopen), (fig.) in onrust, in grote onzekerheid zijn en daardoor brandend van nieuwsgierigheid, zeer ongeduldig, volstrekt niet op zijn gemak; — men moet het ijzer smeden terwijl het heet is, men moet de goede gelegenheid, het juiste tijdstip gebruiken; — een hete dag, een zeer warme zomerdag, (fig.) een dag waarop vinnig gevochten wordt, dag van een hevige veldslag; — (fig.) een heet gevecht, een vinnige strijd;

2. van het lichaam en zijn delen : een subjectief gevoel van grote warmte, of wel objectief een hogere dan -de normale temperatuur hebbend: hete wangen; een hete adem; het heet hebben, het zeer warm hebben ; — hete tranen schreien (of storten), bitter wenen ;

heet bloed hebben, vurig, hartstochtelijk zijn;

3. een brandend gevoel veroorzakende: hete dranken, hete kost ; hete peper; wat is die gember heet;hete koortsen, die snel hoog oplopen ;
4. (oneig.) hevig, vurig, sterk : een hete drift; hete nijd ; een hete kop, een heethoofd ; — een heet gevecht; het ging er heet toe, er werd hevig gevochten ;
5. met betrekking tot de geslachtsdrift, hitsig, geil: een hete meid; heet lopen, hitsig zijn; — ergens heet op zijn, er een sterke begeerte naar hebben, er verzot op zijn : hij is heet op vreemde postzegels, op het schaatsenrijden;
6. in de verb. op heterdaad, gedurende het plegen er van : iem. op heter daad betrappen; ontdekking op heter daad heeft plaats, wanneer het strafbare feit ontdekt wordt, terwijl het begaan wordt of terstond nadat het begaan is, W.v.Sv., a. 128.