Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- Afspieder
- Afspieding
- Afspiedster
- Afspiegelen
- Afspiegeling
- Afspinnen
- Afspionneren
- Afspitten
- Afspitting
- Afsplijten
- Afsplijting
- Afsplinteren
- Afsplintering
- Afsplitsen
- Afsplitten
- Afspoelen
- Afspoeling
- Afspoelsel
- Afsponsen
- Afsponsing
- Afsporen
- Afspouwen
- Afspouwing
- Afspraak
- Afspraakje, \
- Afspreken
- Afspringen
- Afspringing
- Afsprokkelen
- Afspruiten
- Afspruitsel
- Afspuien
- Afspuiten
- Afstaan
- Afstaand
- Afstammeling
- Afstammen
- Afstamming
- Afstammingsleer
- Afstammingstheorie
- Afstampen
- Afstand
- Afstandkompas
- Afstandmars
- Afstandmeter
- Afstandmeting
- Afstandnemer
- Afstandrit
- Afstandsbepaling
- Afstandsbril
- Afstandsgas
- Afstandsleiding
- Afstandslevering
- Afstandslijn
- Afstandspaal
- Afstandspiket
- Afstandspunten
- Afstandsrecord
- Afstandssein
- Afstandssignaal
- Afstandstarief
- Afstandsthermometer
- Afstandswerking
- Afstandswijzer
- Afstapelen
- Afstappen
- Afstappersgeld
- Afstapping
- Afstaren
- Afsteek
- Afsteekbeitel
- Afsteekgat
- Afsteeksel
- Afsteken
- Afsteker
- Afsteking
- Afstel
- Afstelen
- Afstellen
- Afstemindicator
- Afstemknop
- Afstemmen
- Afstemmer
- Afstemming
- Afstemoog
- Afstempelen
- Afstempeling
- Afstemschaal
- Afstemscherpte
- Afstemspoel
- Afstemtoon
- Afsterven
- Afsterving
- Afstevenen
- Afstijgen
- Afstijging
- Afstijven
- Afstikken
- Afstikker
- Afstikking