Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afstellen

betekenis & definitie

(stelde af, heeft afgesteld),

1. (w. g.) (van voorgenomen handelingen of beraamde plannen) besluiten dat zij niet uitgevoerd zullen worden of niet zullen plaats hebben, er van afzien, vgl. Afstel: ’t schijnt afstellen te wezen ;
2. (gew.) de boerderij, een paar koeien afstellen, afstellen;
3. (veroud. en Zuidn.) uit zijn ambt, zijn bediening of betrekking verwijderen, ontslaan, afzetten : de Vlamingen stelden al de ambtenaren af, welke door de graaf benoemd waren; hij stelde de Staatsraad naar zijn believen af en aan.

< >