1. (w. g.) (van voorgenomen handelingen of beraamde plannen) besluiten dat zij niet uitgevoerd zullen worden of niet zullen plaats hebben, er van afzien, vgl. Afstel: ’t schijnt afstellen te wezen ;
2. (gew.) de boerderij, een paar koeien afstellen, afstellen;
3. (veroud. en Zuidn.) uit zijn ambt, zijn bediening of betrekking verwijderen, ontslaan, afzetten : de Vlamingen stelden al de ambtenaren af, welke door de graaf benoemd waren; hij stelde de Staatsraad naar zijn believen af en aan.
Gepubliceerd op 01-01-2021
Afstellen
betekenis & definitie