Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

BOUWKUNST

betekenis & definitie

De Zeeuwse bouwkunst heeft tot in de 17e eeuw een Vlaamse inslag gehad, veroorzaakt niet alleen door de geografische ligging maar ook door de grote immigratie uit Vlaanderen en Brabant. Vele bouwmeesters uit genoemde gewesten of zij die naar Zeeland uitweken na 1584, ontvingen opdrachten in deze provincie.

In de late middeleeuwen waren het leden van het geslacht Keldermans, De Waghemakere, Spoorwatere.a. In de 17e eeuw waren het A. de Muer en een eeuw later J.P. van Baurscheit jr., die hier zeer gezocht waren. Het huis, dat de réfugié-steenhouwer A. de Valchenaere voor zich in Middelburg bouwde, was geheel Vlaams, terwijl het stadhuis van Vlissingen een navolging was van dat van Antwerpen. En wanneer omstreeks 1630 het Hollands klassicisme ingang vindt, wordt de Vlaamse traditie niet aanstonds verlaten. Toch heeft zich in Zeeland wel een eigen stijl ontwikkeld bij de kerktorens, de landbouwschuren en de zeskante houten korenmolens (zie ook → monumenten). Typisch voor het Zeeuwse-stromengebied zijn ook de dorpen met een ronde, hooggelegen kern en andere met een hoofdstraat haaks op de dijk; uniek is de rechthoekige aanleg van Borssele (zie ook → nederzettingen).De bouwkunst in Zeeland wordt hieronder schematisch behandeld aan de hand van een indeling in de volgende perioden:

1. Oudste tijd (→ Prehistorie, → Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen tot ca. 1200),
2. Scheldegotiek,
3. Baksteengotiek of Vlaamse Kustgotiek,
4. Brabantse gotiek,
5. Renaissance,
6. Hollands klassicisme,
7. de strakke stijl,
8. de Lodewijkstijlen,
9. de laatste klassicistische stijl (Lodewijk XVI en Empire),
10. de nieuwe tijd (1860-1940),
11. de herbouw na 1940.

1. De oudste tijd.

De vroegste sporen van bouwkunde zijn aangetroffen bij opgravingen te→ Brabers bij Haamstede (datering: Late Steentijd, ca. 2200 v.Chr.). Het betreft hier rechthoekige behuizingen van 8.0 bij 3.5 m. De constructie ervan moet vrij eenvoudig zijn geweest. Het dak werd gestut door een rij stevige palen aan de buitenzijde en een viertal nog zwaardere palen in de lengte-as van de woning, waarvan een paal opgenomen in een der korte zijden; de opgaande wanden van vlechtwerk bevonden zich iets binnen de buitenste palenrij.

Uit de Late Ijzertijd tot in de Romeinse tijd zijn op verscheidene plaatsen in de bodem van Zeeland resten van lange, rechthoekige huizen gevonden van een meestal tweeschepige constructie; breedte 6 tot 7 m, lengte meer dan 20 m.

Uit de Romeinse tijd dateren de fundamenten van natuurstenen gebouwen, vestingmuren en -torens die in Aardenburg zijn opgegraven, maar evenals bij de overblijfselen van de beide → Nehalennia-heiligdommen te Domburg en Colijnsplaat kan men zich slechts een beeld vormen van de bovengrondse delen naar analogie van Romeinse bouwwerken in het buitenland. Houtconstructies van waarschijnlijk huizen uit de Vroege Middeleeuwen zijn enige jaren zichtbaar geweest in een oude cultuurlaag uit de 8e-9e eeuw op het strand te → DomburgOostkapelle. Beter bekend zijn de overblijfselen van de van plaggenwanden voorziene behuizingen in de onderzochte, uit de 9e eeuw daterende → burgen van Souburg en Middelburg. Grondsporen van vrij primitieve bewoningen zijn tenslotte ook nog aangetroffen bij onderzoekingen in vluchtbergen (→ werf, 9e-13e eeuw).

Van vroege kerkbouw in Zeeland is nog maar weinig bekend. Van een (veronderstelde) vroeg-romaanse centraalbouw uit het midden van de 1 le eeuw, waarvan nog fundamenten aanwezig zouden zijn in de bodem in en rond de St.-Lievens Monsterkerk te → Zierikzee, is tijdens opgravingen in 1979 niets gebleken. Funderingen van tufstenen (romaanse) kerken zijn tijdens restauratiewerkzaamheden gevonden te Haamstede en Kapelle. Het best onderzocht zijn de overblijfselen van het romaanse kerkje te → Hannekenswerve (gebouwd van Paniseliaanse kiezelzandsteen). Tufstenen metselwerk uit het midden van de 12e eeuw is aanwijsbaar in de voormalige → Abdij van Middelburg. Onder de huidige St.-Baafskerk te Aardenburg bevinden zich nog belangrijke overblijfselen van romaanse koorfunderingen; deze zijn tijdens de wederopbouw van de kerk in 1946-1958 onderzocht.

2. Scheldegotiek (ca. 1200-1250).

Schip en zijbeuken en het ondergedeelte van het transept van bovengenoemde St.-Baafskerk te Aardenburg zijn van 1210-1220 opgetrokken in Scheldegotiek. Dit is de eerste regionale bouwstijl, ontstaan in het Doornikse (waar een blauwgrijze natuursteen werd gevonden, → Doornikse steen), die tot 1400 werd toegepast. De stijl verbreidde zich van Doornik snel naar het noorden. Kenmerkend zijn: ronde zuilen met knopkapiteel, doorlopende triforiumgalerij met spitsboogjes, alternerend rustend op zuiltjes en pijlertjes; daarboven smalle, soms dubbele of drielichtsvensters, over welker onderdorpels aan de buitenzijde van het glas een in de muurdikte rondgaande loopgang; in de westgevel veelal een drielicht, waarvan het middelste het hoogste is; de noord en de zuid transeptgevels zijn geflankeerd door ronde traptorentjes.

3. Baksteengotiek, of Vlaamse kustgotiek (ca. 1250-ca. 1400).

Wanneer omstreeks midden 13e eeuw het gebruik van baksteen in zwang komt, wordt de toepassing van duurdere → Doornikse steen beperkt tot zuilen en kapitelen. Vooral de cisterciënzers verbreidden baksteengotiek naar het noorden langs de gehele kuststreek.

Kerken:

Gebouwen in deze stijl vindt men in de abdij van Middelburg: de doorgang van de Balanspoort, de kelders rond de kloostergang en een gedeelte van de noordwand Koorkerk; Kloetinge, kerkkoor; voormalige kloosterkapel te Kloosterzande met typisch cisterciënzer rechtgesloten koor met rijk in baksteen geprofileerde vensters en nissen. Uit Vlaanderen stamt de voorliefde voor hallekerken, waarbij de drie beuken even hoog zijn. Het oudste schip van Middelburgs abdijkerk (1270), de kerk te Cadzand (13d-14a), beide met twee beuken, voorts Baarland (14), het koor van Aardenburg (14d) en vele kerken nadien, ook in latere stijlperioden. De kerken in Vlaamse kustgotiek hebben veelal houten tongewelven in de kap zonder trekbalken. Om de zijwaartse druk van de spanten op te nemen waren dan forse steunberen nodig, o.a. bij de kerken van Kapelle, ’s-Heer Abtskerke, de eerste kerk van Brouwershaven en het koor van de Middelburgse abdijkerk, alle omstreeks 1300. Oudtij ds had deze koorkerk een boogfries onder het tongewelf zoals Kapelle heeft.

Dikwijls werden de kerkwanden beneden de vensters met spits of rondboognissen verlevendigd, terwijl zowel friezen als nissen en gewelfribben veelvuldig rood omrand zijn, bijv. Kapelle en vóór 1953 het koor van Brouwershaven, dat 1400 gebouwd werd met een rijke kooromgang van vijf straalkapellen. Een rijk koor had ook de St.-Lievens Monsterkerk te Zierikzee, die in 1479 een kooromgang kreeg met drie, door zeshoekige stergewelven overdekte, kapellen. Ook de tweede West Monsterkerk te Middelburg heeft een kooromgang gehad evenals Veere en Tholen. Vele kerken, zoals die te Kloetinge, ’s-Heer Abtskerke en Noordgouwe hadden in plaats van een volledige dwarsbeuk zij kapellen aan de noord- en de zuidzijde van het schip. Soms waren de bakstenen raamtraceringen geheel gepleisterd, bijv. de voormalige kerk te Sinoutskerke.

Aardig gesneden Heiligenbeeldjes vindt men ter hoogte van de kapvoet in de kerken van Brouwershaven, Kapelle, Kloetinge en Nisse, alle van ca. 1480. Van muur- en gewelfschilderingen is helaas weinig bewaard gebleven. In Aardenburgs St.-Bavo zijn sedert de restauratie in 1946-58 beschilderde gemetselde graven te bezichtigen.

Torens:

De Zeeuwse kerktorens zijn doorgaans zeer gesloten. Vooral bij de oudste torens wordt het gevelvlak slechts doorbroken door een koppel galmgaten en enkele raampjes. Bij jongere torens is een versiering met nissen gebruikelijk. Tot de oudste torens horen o.a. Aardenburg (ca. 1220), Ritthem (ca. 1300), Kapelle (14) met markante vorm, Zoutelande (ca. 1280) met galmgaten in wellicht gepleisterde nissen. Zware steunberen over de volle hoogte heeft bijv.

Waarde (14); alleen over de onderste verdiepingen bijv. Baarland (14); deze steunberen versterken het robuuste karakter van de zware torens.

In veel gevallen gaan de steunberen bij de trans over in hoekbalkons van de borstwering naar Vlaams model: ’s-Heer Arendskerke (14). Overhoeks geplaatste steunberen komen minder veelvuldig voor, bijv. Tholen (14 en 15). Een ander Vlaams torentype is de toren met vierkante onderbouw en achtkante top zoals te ’s-Gravenpolder (14B). Daarbij rust vaak de torenvoet slechts op een noord- en een zuidmuur, zoals ook bij Ovezande (14) het geval is. Vlaams zijn ook de stenen vieringtorens van Hulst (1402) en van St.-Anna ter Muiden (14B) en de zeskante herbouwde toren van Nieuwerkerk. De toren van Kapelle heeft vijf gemetselde spitsen zoals de O.L.V. te Brugge.

Belforten:

→ Belforten of stadstorens, opgericht als teken van zelfstandigheid van de stad, bevatten doorgaans de stadsgevangenis, het archief en de klokkestoel. De oudste stond in Doornik, gevolgd door vele andere in Noord Frankrijk en de Lage landen. Door vijf spitsen bekroond wordt het in 1964 herbouwde belfort van Sluis (1390). Ook dat van Goes had vijf spitsen. Het belfort van Zierikzee is van 14d, dat van Hulst van 1530.

Stadhuizen:

Het stadhuis van Sluis werd als ‘poorthuis’ of feestzaal gebouwd, met het arsenaal beneden en het schepenhuis terzijde. Na een brand in 1393 werd de schepenzaal naar het poorthuis overgebracht. Ter plaatse van het schepenhuis is bij de herbouw in 1964 een secretariegebouw gezet.

Kastelen:

Fundamenten van kastelen uit de periode tot 1400 zijn opgegraven in Baarland (het slot Hellenburg met een donjon uit 14M) en in Renesse (van het oudste slot Moermond (13, verwoest 1293) en van het 2e en 3e slot uit de 14e en 15e eeuw). Van het laatste is het poortgebouw bewaard, dat in 15M tot woning werd verbouwd. Van het slot te Haamstede bleef de donjon met poortuitbouw bewaard (13), gelegen binnen een ommuurd rechthoekig kasteelplein met poorttoren. Uit de 14e eeuw stammen de ronde hoektorens van Westhove bij Oostkapelle en het sterk gerestaureerde slotje ‘Het Hoge Huys’ bij Oud-Sabbinge.

Verdedigingswerken:

Zierikzee hoort tot de weinige steden in Nederland, waar het middeleeuws walbeloop bewaard bleef met nog de Nobel- en de Zuidhavenpoort uit 14a en de nader te noemen Noordhavenpoort uit 1507. Niet als woonkasteel, maar zuiver als verdedigingswerk gebouwd, was het ‘Groot kasteel’ te Sluis met niet minder dan 16 ronde torens. Het werd op last van de Franse koning gebouwd in 1385 en is in 1794 gesloopt.

4. Brabantse gotiek (ca. 1400-ca. 1550).

Ontstaan in Brabant, met steden als Mechelen en Brussel als centra van bestuur, begon een nieuwe stijl zich ook in Zeeland te ontwikkelen. Zoals destijds de Doornikse steen de tuf verdrongen had, zo kwam nu de lichtkleurige Scheldekalksteen uit Lede en Gobertange in gebruik. Verscheidene groeveeigenaren, tevens steenhouwer en bouwmeester, werden voor belangrijke opdrachten ook in Zeeland en Holland aangezocht. Zij brachten met de steen een eigen bouwstijl mee, die gekenmerkt wordt door voorkeur voor ronde zuilen met koolbladkapiteel bij de gangbare basilikale opzet van de kerken; het middenschip werd doorgaans niet in steen overwelfd; het één-toren-front is algemeen, met voorkeur, vooral in latere perioden, voor zeer rijk bewerkte torentoppen.

Kerken en kapellen:

Omstreeks 1400 werd in Brouwershaven begonnen met de bouw van een transept en koor met kooromgang in een overgang van Scheldegotiek naar de Brabantse gotiek. De ronde zuilen hebben vroege koolbladkapitelen met één bladkrans, terwijl de kolonetkapiteeltjes ter hoogte van het triforium een dubbele bladkrans kregen. Goed bewaard bleven de zichtbare kappen van koor en transept. De kooromgang heeft stenen gewelven. Uitwendig zijn de muren met spekbanden verlevendigd. Zeer belangrijke kerken werden met natuursteen bekleed, zoals te Hulst, waar Evert Spoorwater uit Antwerpen in 1462 een rijk koor met straalkapellen ontwierp voor de bestaande kerk met kruistoren.

Herman en Domien de Waghemakere, eveneens Brabanders, bouwden daarna een nieuw basilikaal schip. Stenen gewelven en luchtbogen waren bedoeld, maar eerst in 1930 werden schipgewelven aangebracht. Het driebeukig schip van de kerk in Zierikzee dateert waarschijnlijk uit 1322 en is in ca. 1420 verlengd. In ieder geval is in 1454 met de bouw van een enorme toren begonnen, wellicht naar ontwerp van Andries I Keldermans (± 1400eind 15), later opgevolgd door Antoon I (± 1440-1512) en door Rombout II (14601531). Rombouts ontwerp-torenbekroning bleef in kopie bewaard, maar het is niet uitgevoerd. Het zou de meest grandioze en hoogste toren van Nederland zijn geworden.

Het schip moet daarna tot hallekerk met lage zijkapellen zijn verbouwd, terwijl de centraalbouw vervangen zou zijn door een basilikaal koor met omgang en zijkapellen in 1479. Hier waren stenen gewelven voorzien, waartoe luchtbogen werden opgetrokken. De kerk van Veere werd in 1472 tot kapittelkerk verheven, waarna begonnen werd met de bouw van een machtig driebeukig schip met transept en een zware toren. Evert Spoorwater en in ieder geval Antoon I en Rombout II hebben de bouw geleid. Ook deze torenkolos werd nimmer voltooid. De kerk raakte in 1572 buiten gebruik, behalve de oude, nu tweebeukige koorpartij.

Op de fundamenten van een 13e-eeuwse kerk, die teloor ging bij een brand in 1452, is in Tholen een indrukwekkende kruisbasiliek gebouwd, waarvan schip, zijbeuken en transept van gewelven zijn voorzien. Het koor met de nu verdwenen kooromgang en kapellen is van jonger datum. Na verwoesting in de 80-jarige oorlog werd een zuidkoor gebouwd op de plaats van de zuidkooromgang. Doordat het hoofdkoor laag bleef, ontstond een soort hallekoor. De echt Zeeuwse toren kreeg in de 15e eeuw nog een klokkeverdieping met balustrade en korte spits. Een merkwaardige kooroplossing kreeg in 1455 de kerk in Goes met drie even grote absiden, die kennelijk bedoeld waren voor een hallekoor, dat echter niet tot stand kwam.

Het basilikale koor heeft zijkapellen en fraaie stergewelven en luchtbogen. Gelijkenis tussen de noordgevel van het in 1505 voltooide transept met die van de St. Pancras in Leiden maakt het waarschijnlijk, dat aan beide kerken Antoon I Keldermans werkzaam was. Toen schip en zijbeuken in 1618 afbrandden ontving Marcus Antonius uit Antwerpen opdracht tot herbouw in gotische stijl! De voorkeur voor ruime hallekerken deed zich ook voor te Brouwershaven, waar begin 16e eeuw een wijds halleschip tot stand kwam, waarvan de traveemaat het dubbele was van die van het oude schip. De bouw vorderde traag door geldgebrek. Een westtoren kon dan ook niet gebouwd worden en uit zuinigheid werden de spanten van het oude schip opnieuw toegepast.

Eenzelfde soort vergroting onderging de abdijkerk in Middelburg toen de parochiekerk vergroot werd tot de huidige ‘Nieuwe kerk’ in 1570. De kerk te Vlissingen, opvolgster van een kruisbasiliek uit 1388, is in de 16e eeuw tot hallekerk vergroot met drie nagenoeg even brede beuken met tongewelven overdekt. De zijbeuksdaken overdekken tevens de in steen overwelfde zijkapellen. De 14eeeuwse toren heeft een renaissance-bekroning uit 1911, gemaakt naar de oude. Ook kleinere kerken kregen dikwijls halleschepen, zoals Baarland (1400) en Westkapelle (15A), maar deze bleven niet bewaard. De prachtige Westkappelse toren, gelijkend op die van de O.L.V. te Brugge, bleef echter als vuurtoren in takt.

Gespaard bleef ook de fraai gerestaureerde hallekerk van Dreischor met twee beuken (15a). Van de éénbeukige kerken kunnen genoemd worden: Nisse, schip en koor 15e eeuw, transeptarmen (16A). De kerk heeft 12 apostelbeeldjes in de kap en gesneden gewelfschotels, beschilderde gewelfribben en muurstijlen en fraai meubilair.

In Middelburg werd in 1493 een kapel voor het Gasthuis gebouwd tegen een ouder koor (13). De ingang bevond zich onder een in 1521 voorgebouwde kapelaanswoning, waarin een overwelfde doorgang naar de kapel. Het gewelfje werd na afbraak van de woning overgebracht naar het huurpand. De kerkdeuren met gesneden naald- en gesmeed traliewerk zijn eveneens herplaatst. Oudtijds waren er ook deuren naar het Gasthuis en naar nu verdwenen proveniershuisjes. De topgevel draagt een zeskant overgekraagd torentje met houten bekroning.

Vrij gaaf bewaard bleef de kerk van ’ s-Heer Abtskerke (14) met later aangebrachte transept-achtige zijkapellen en 16e-eeuwse driezijdige koorsluiting, houten tongewelf, stoere Zeeuwse toren met steunberen tot de trans. Enkele kerken zijn pseudo-basilikaal, zo te St.-Maartensdijk (15M) en Kruiningen (15B).

Kloosters:

Gedurende de 16e eeuw werden in de abdij van Middelburg vele gebouwen opgericht. Zo moet na de brand van 1492 de ambtswoning zijn herbouwd met open galerij beneden en woonvertrekken op de verdieping. De voorgevel werd bekleed met witte arduin. Natuursteen werd eveneens gebruikt ter bekleding van de Gistpoort, welke toegang gaf tot de abdij aan de oostzijde (1512). Een halve eeuw later volgde de bouw van ’sGravenhof aan de westzijde van het abdijplein, thans ambtswoning Commissaris der Koningin en van het grote gastverblijf aan de noordkant, nu Zeeuws Museum. Aan de oostzijde tenslotte werd het plein afgesloten met een reeks dienstgebouwen, zoals bakkerij en bottelarij. De oude en nieuwe gebouwen werden op de hoeken met slanke torentjes naar Vlaams model gemarkeerd.

Stadhuizen:

Tot de wereldlijke gebouwen in Brabants-gotische stijl behoren een aantal monumenten van hoge kwaliteit. Allereerst het stadhuis van Middelburg met de vleeshal, waaraan in 1450 werd begonnen. De brand van 1492 bracht grote vertraging mee en de bouwmeesters Andries I noch Antoon I zagen het werk voltooid. In 1506 werd tot de bouw van de sierlijke toren besloten. De vleeshal met de lakenhal daarboven werden vergroot door Antoon I, zoon van Andries I. De grote topgevels aan Markt en Noordstraat zijn ontworpen door de kleinzoon Rombout II, terwijl ook Matthijs I en Matthijs II aan het stadhuis werkten.

Michiel Ywijnszoon uit Mechelen hakte de gravenen gravinnebeelden voor de gevels, waarna het stadhuis met de toren in 1521 gereed kwam. Het in 1890 gerestaureerde gebouw brandde in 1940 geheel af, waarna een grondige restauratie volgde. Vleeshal en lakenhal werden in de oude glorieuze staat hersteld en kostbaar gemeubileerd. Iets minder rijk geornamenteerd, maar niets minder fraai is het in 1574 begonnen stadhuis van Veere, naar ontwerp van Evert Spoorwater en met beeld- en steenhouwwerk van Andries I Keldermans en beelden van de Van Borssele’s in de nissen, gehakt door Michiel Ywijnszoon. De charme van de prachtige gevel ligt in de eenvoudige hoofdopzet, gepaard aan een levendige indeling met raamnissen, waarvan de kleine onregelmatigheden in het geheel niet opvallen. Boven het rijzige dak met de talrijke Vlaamse dakhuisjes, de dakkapellen en de arkeltorentjes rijst de slanke traptoren op met de ranke bekroning en het carillon.

Evenals te Middelburg zijn de beelden thans vervangen door nieuwe van prof. L.O. Wenckebach. Omstreeks 1460 werd aan het stadhuis van Tholen begonnen. Het heeft een smalle natuurstenen gevel, bekroond door een torentje. In de gevelnissen hebben nooit beelden gestaan.

Dit type stadhuis vindt men ook in Den Briel, Vianen en Bergen op Zoom. Het stadhuis van Hulst moet ± 1530 gebouwd zijn door Laureys Keldermans en Willem van Sassen, meester metselaar van de stad. In de loop der tijden is het sterk gewijzigd zodat thans alleen de onderbouw van de belfort nog oorspronkelijk is. Het stadhuis met belfort van Goes uit 1463 heeft nog enkele ruimten met gotische gewelven (o.a. de vleeshal, maar het werd in 1771 geheel gemoderniseerd.

Woonhuizen:

Het oudst bewaarde huis is ‘Die Haene’ aan de Meelstraat te Zierikzee (15A), met bakstenen trapgevel in Brugse trant. Er tegenover staat nog een gotische bakstenen gevel. Aan de Mol bleef een bergstenen gevel van Antwerps type bewaard, terwijl het Gevangenhuis of ’s-Gravensteen ernaast, dat in 1524 gemaakt is door Herman van Aken, ook een woonhuis plattegrond bezit. Inwendig zijn de houten cachotten nog aanwezig. Een Antwerpse gevel heeft ook Lange Giststraat 29/30, nu Dam te Middelburg (16A). Middeleeuws is voorts de overgekraagde houten zijgevel van Dam 33, terwijl aan de Wagenaarstraat 1 een houten gevel met beeldje van St.-Pieter als museumstuk in de achtertuin staat opgesteld.

Gevels uit de 16e eeuw vindt men over de binnenstad verspreid o.a. Nieuwstraat, Vlasmarkt, enz. De natuurstenen gevel St.Pieterstraat 52 verbergt een met fraaie kruisgewelven overdekte zaal op de verdieping. Beïnvloed door Dordtse voorbeelden is het gotische huis aan de Turfkade te Goes uit 1533. Iedere verdieping wordt overgekraagd op een boogfries, gevormd door de raamontlastingsbogen van de verdieping daaronder. Met de gevelbanden en blokjes en het bergstenen plint is het een prachtig voorbeeld van de Brabants-gotische stijl.

Niet minder belangrijk zijn de Schotse huizen te Veere: het Lammetje en de Struys uit 1561. De vrij volledige natuurstenen gevel van het Lammetje met aardig gotisch ornament is een voorbeeld van het Gentse genre.

Kastelen:

Het slot Moermond te Renesse werd in de 16e eeuw vergroot en van een traptorentje voorzien. Aan het slot te Haamstede werden na een brand in 1525 twee traptorens toegevoegd. Westhove te Oostkapelle kreeg een poorttoren met vier arkeltorentjes als hoofdingang (15B) en de woon vleugels werden in de 16e eeuw enige malen uitgebreid aan de noord- en de westzijde van het kasteelplein. Van de tientallen helaas verdwenen kastelen noemen we: Sandenburg bij Veere, St.-Aldegonde bij WestSouburg.

Verdedigingswerken:

De haveningang te Zierikzee werd destijds beheerst door de noord- en de gelijkvormige zuidhavenpoort. In 1491 liet Albrecht van Saksen buiten de laatstgenoemde poort een aarden bolwerk opwerpen. Dit werd ± 1507 uitgebouwd tot een geducht fort met kanonkelders aan beide zijden in meerdere verdiepingen, waarbij de oude poort grotendeels is afgebroken. In 1491 moet de muur met arkeltorentje en weergang gemaakt zijn tussen de zuidhavenpoort en de haven-doorvaart. Iets dergelijks schijnt aan de noordkant nooit tot uitvoering te zijn gekomen. Bij de restauratie in 1970 is de zuidmuur gerestaureerd.

Waardevol, vooral voor het silhouet van de stad, is de Campveerse toren te Veere van omstreeks 1500, de enige van de verdedigingstorens aan de zeezijde, die bewaard bleef. Barser van uiterlijk is de Gevangentoren te Vlissingen, de zware met spekbanden gelardeerde helft van de vroegere Westpoort (16a). Maximiliaan van Bourgondië liet in 1548 het Grote- of Keizershoofd aanleggen, een ommuurd bolwerk, dat later onder Napoleon verhoogd en gekazematteerd is en waar nu het standbeeld van Michiel de Ruyter op staat. De Westdijk tussen het Grote hoofd en de Gevangentoren is in 1613 bemuurd, wellicht door de Italiaan Donato de Boni, die voor Karei V het fort Rammekens bij Vlissingen ontwierp. Een ingenieus bouwwerk was de Bollewerckse poort te Hulst, waar de toegang tot de stad via twee landwegen en een waterweg vanuit één gebouw verdedigd konden worden. Het ontwerp was van Laureys Keldermans en Domien de Waghemakere (16a).

Er waren echter slechts drie kanongaten om deze wegen te beheersen. Hieraan is het wellicht te wijten, dat de poort al spoedig werd stukgeschoten. De ruïne raakte onder een nieuwe omwalling bedolven en is eerst in onze dagen blootgelegd.

5. Renaissance.

De Renaissance is ontstaan toen de denkwereld der gotiek geleidelijk werd doordrongen van een verlangen naar een vaag bekende zeer zuiver gedachte stijl der ‘antieken’, waarvan schilders als Lucas van Leyden en de Van Eycks in hun werken de eerste voorstellingen met geïdealiseerde gebouwen uit het Heilige land hadden opgeroepen. Renaissancevormen deden zich verder het eerst voor aan kerkelijke kunstwerken als tabernakels, koorhekken, epitaven en grafzerken. Het oudste kerkorgel van ons land (1478 en 1560) hangt thans in de Koorkerk te Middelburg. Geheel renaissancistisch is de orgelkas in de kerk van Brouwershaven uit 1557. Ook aan de gotische waterput te Veere, uit 1551, vallen enkele renaissancevormen te bespeuren.

Verdedigingswerken:

Donato de Boni ontwierp voor het fort Rammekens te Ritthem de nog bestaande robuuste poort, waar niets gotisch meer aan valt te ontdekken (1574). Minder bonkig dan deze, maar niettemin streng klassiek was het buitenfront van de helaas afgebroken Veere- of Dampoort (1589) te Middelburg met pilasterorde en gebost werk. Dergelijke klassieke ordonnanties bleven echter aanvankelijk nog uitzonderingen. De nog middeleeuwse steenhouwer-architect kon zich blijkbaar beter uitleven in renaissance-fantasieën, zoals deze in de voorbeeldenboeken van Pieter Coeck van Aalst en Hans Vredeman de Vries alom bekendheid kregen. De Noordhavenpoort te Zierikzee kreeg in 1559 aan de stadszijde twee trapgevels met rolwerk en koppen, die aan deze voorbeelden herinneren.

Stadhuizen en Doelen:

In 1550 ging Zierikzee voorop met de bouw van een nieuwe stadhuisvleugel, waarvan de gevels der dakhuizen werden voorzien van renaissance frontons en van in- en uitgezwenkte rondingen aan de trappen. Brouwershaven volgde in 1599 met een rijk geornamenteerde gevel voor het verbouwde stadhuis in Vredeman de Vries-stijl. Dakhuizen en topgevels met rolwerk, cartouches en obelisken waren zeer in de mode. Het in 1809 verloren stadhuis van Vlissingen greep daarbij terug op dat van Antwerpen van Cornelis Floris (resp. 1594 en 1561). Andere voorbeelden van renaissance-dakhuizen bieden de voormalige St.-Jorisdoelen te Middelburg uit 1582 (herbouwd 1961) en de Kloveniersdoelen uit 1607, gerestaureerd in 1910 en 1963, in dezelfde stad. Eenvoudige Vlaamse dakhuizen kreeg de Stadsschuur aldaar.

Torens:

Bij de verbouwing van het stadhuis te Zierikzee kort na 1550 gaf men het belfort een speelse houten bekroning in de nieuwe stijl, de eerste in Nederland! In 1599 bouwde de stadstimmerman Adriaan de Muer de buitengewoon sierlijke houten bekroning voor de stadhuistoren van Veere. Aangenomen wordt, dat hij ook de ontwerper was van de houten bekroning van de abdijtoren te Middelburg. Bij beide torens wordt de overgang van onderstuk naar bekroning gemarkeerd door een overstekende balustrade, welke vondst in niet geringe mate tot de charme van deze monumenten bijdroeg.

Woningen:

In de tweede helft van de 16e eeuw werden pilasters aan de gevels soms op decoratieve manier toegepast, getuige een in de Nieuwstraat afgebroken en naar de Lange Delft naast de Gasthuiskerk overgebrachte gevel te Middelburg. Een prachtig voorbeeld van Vlaamse renaissance ging in deze stad verloren in 1940 met het pand ‘In de Steenrotse’, dat waarschijnlijk door Andries de Valckenare voor zichzelf gebouwd werd in 1590. Ook de ‘Gouden Sonne’ uit 1635 verbrandde in 1940. In de top van de ‘Steenrotse’ vond men motieven van het Kuipersgildehuis in Antwerpen terug. Ook de wijze, waarop bij genoemde huizen de raamborstweringen waren ingedeeld in met beeldhouwwerk versierde panelen en gescheiden door geornamenteerde pilasters en lijstwerken met omkornissingen, herinnert aan ‘de Grote Zalm’ in Mechelen en de oude Griffie in Brugge. Eenvoudiger gevels uit die tijd zijn Dam 36 en enige pakhuizen aan Kuiperspoort en Kinderdijk te Middelburg, Nieuwendijk 15 te Vlissingen en Kerkstraat 21 in Tholen.

Kerken:

De kerkbouw in de 17e eeuw ondervond grote vertraging doordat talloze kerken tijdens de 80-jarige oorlog verwoest waren. Het eerst nodige was het bruikbaar maken van de vele kerkruïnes, hetgeen doorgaans gepaard ging met het prijsgeven van gedeelten, die niet strikt meer nodig waren voor de nieuwe religie. Met oude baksteen werden vele kerken hersteld en soms van gotiserende spitsboogvensters voorzien: OudVossemeer, Oostkapelle, Vrouwenpolder, Oost-Souburg, Ritthem enz. Toch werden na enige tijd ook nieuwe protestantse kerken ontworpen, zoals in 1612 de achtkante kerk van IJzendijke, die in 1656 al met een aanbouw vergroot moest worden.

‘In de Stcenrotse’, Vlaamse renaissance 1590; mei 1940 verwoest.

6. Het Hollands klassicisme (1630-1670).

Tijdens de periode van het Hollands klassicisme, dat eigenlijk een sobere barok was, werd de stij 1 der antieken, zoals men die kende uit de ordeboeken van Serlio, Palladio en Scamozzi in alle gestrengheid toegepast. De in zuidelijker landen gangbare vormen der barok werden in ons land afgewezen. Bouwmeesters uit Holland werden nu aangetrokken voor werk in Zeeland. Bartholomeus Drijfhout en Pieter Post maakten het ontwerp voor de Oostkerk te Middelburg, terwijl na hem Arent ’s-Gravesande en Pieter Noorwits geraadpleegd werden. Op een Grieks kruis werd de kerk in Burgh ontworpen in 1671. De toenemende welvaart maakte het mogelijk een groot aantal kleine zaalkerkjes te bouwen, meestal voor garnizoensplaatsen in Staats Vlaanderen, bijv.

Retranchement, Biervliet en Nieuwvliet. Een merkwaardige oplossing voor het ruimtegebrek vond men voor de Gasthuiskapel in Zierikzee in 1650. Dit gebouw werd in grootte verdubbeld. In een nieuwe zuidbeuk kwam een galerij voor kerkgangers, terwijl daarbeneden een koopmansbeurs werd gemaakt als loggia rustend op toscaanse zuilen. De met bergsteen beklede gevel herinnert enigszins aan de Loggia del Innocenti te Florence uit 1419. Toen het schip van de kerk in Goes verbrandde in 1619 werd deze echter nog geheel in gotische stijl herbouwd door de Antwerpenaar Marcus Antonius. Gelukkig bleven vele burger- en overheidsgebouwen uit de 17e eeuw bewaard.

Woonhuizen:

Met topgevels: In Middelburg bleven vrij gaaf Schuitvlotstraat 17, Vlasmarkt 34, Brakstraat 9-11 en ‘de Vrijman’ aan de Dam uit 1660. In Veere ‘de Kolve’ aan de Markt met aardige onderpui. In Zierikzee talrijke "pandjes aan de St.-Domusstraat, Nieuwe Bogerdstraat, Visslop enz. Voorts in Tholen, Haamstede, Noordgouwe, Hulst, IJzendijke, Aardenburg en het geheel gerestaureerde St.-Anna ter Muiden. Met lijstgevels: Dat de Vlaamse invloed in Zeeland groot was en nog tot in de 17e eeuw merkbaar zou zijn, valt te zien aan het in 1940 verloren pand ‘de Salamander’ aan de Dwarskaai te Middelburg, dat een gevelindeling had zoals ‘de Gouden Sonne’, met waarschijnlijk vroeger gebeeldhouwde panelen voor de raamborstweringen. Nieuw was echter dat het een lij stgevel werd met een hoog zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat ‘naar italiaensche forme’ zoals de stadsregering enige jaren later (1646) algemeen ging voorschrijven.

Dit pand kan een overgangsvorm geweest zijn van het Vlaamse type naar de gevels in klassicistische stijl, zoals die in Holland ingang vond. Een ander pand, waaraan de Hollandse smaak niet vreemd was, is de verdwenen ‘Wisselbank’ aan de Dam te Middelburg uit 1644. Ook dit werd een mengeling van Vlaamse en Hollandse invloeden. De forse festoenen boven de kruisramen beneden en de frontons boven de verdiepingvensters en boven de voordeur zouden geheel gepast hebben bij een pilastergevel in zg. Hollands klassicisme. Overigens echter was deze gevel met de stenen dakkapel nog Vlaams getint. In eenvoudiger vorm werden vele lijstgevels aan de Nieuwstraat, de Herenstraat, de Vlasmarkt en de Nederstraat gebouwd, die op de mode van de 18e eeuw vooruitliepen.

Met pilastergevels: De voor deze stijlperiode typische pilastergevels vindt men in Middelburg in Spanjaardstraat 17 (1646), Dam 31 (1650), Vlasmarkt 51 (1665), Balans 11 (1670). Helaas ging ‘de Globe’ aan de Rotterdamse Kaai uit 1662 in de oorlog verloren. Vlissingen bezit nog het huis Lampsins Nieuwendijk 11 (1641) en Zierikzee een trapgevel met pilasters ‘In de Witte Swaen’ aan de Oude Haven (1659) en Poststraat c 94 (1663), alle getuigend van de welvaart gedurende de gouden eeuw.

Pakhuizen:

In Zierikzee staan nog pakhuizen uit die tijd in de Meelstraat. Het machtige pakhuis, dat de Vereenigde Oostindische Compagnie door de stadsbouwmeester Daniël de Blieck liet bouwen aan de Breestraat te Middelburg in 1671 is in mei 1940 verloren gegaan.

Raadhuizen, hofjes:

Een charmant raadhuisje kreeg Dreischor in 1637 aan de dorpsring. Bewaard bleef ook de Beurs te Vlissingen uit 1635, maar de open galerij is thans met glas gedicht. Tot de hofjes behoren het Cornelia Quacks hofje uit 1643, dat later verbouwd is en in Noordgouwe de ‘de Pottere’ huisjes (1651).

Buitenplaatsen:

In Middelburg dateert de buitenplaats ‘Toorenvliet’ met de bouwhuizen uit de 17e eeuw. Slot Moermond te Renesse werd vergroot, waarbij een nieuwe vleugel van een ‘Dordtse’ gevel werd voorzien.

Boerderijen:

Aardige boerderijen met trapgevels zijn de hofsteden ‘Nooitgedacht’ te St.-Annaland, ‘Welgelegen’ bij ’s-Heer Abtskerke, ‘Ruygenberg’ te St.-Maartensdijk en ‘Vermuyden’ bij Schakerloo.

Vestingwerken:

Van importantie is wat deze eeuw aan verdedigingswerken heeft opgeleverd. Genoemd worden de wallen en bastions van Middelburg van 1600, in Veere de Zuidhavenpoort, de wallen en bastions te Vlissingen en hetzelfde te Goes (1630), het ‘Blauwe Bolwerk’ bij de Nieuwe Haven te Zierikzee (1621), voorts de omwallingen van Brouwershaven en Tholen en in ZeeuwsVlaanderen die van Hulst, Sluis (door Simon Stevin), Aardenburg met de Westpoort uit 1650 en IJzendijke en Retranchements linie met forten (1621).

7. De strakke stijl

Omstreeks 1670 ontstaat in Holland de ‘strakke stijl’, zoals prof. Ter Kuile deze genoemd heeft. Daarbij werden geen pilasters meer toegepast. De vlakke gevels kregen diepliggende vensters, nu met houten roedeverdeling. Hoewel Vlissingen in deze periode een bouwmeester van naam heeft opgeleverd, Adriaan Dortsman, die wel in Holland heeft gewerkt (o.a. de ronde Lutherse kerk te Amsterdam), heeft deze in Zeeland niet gebouwd. Hier kwamen trouwens weinig nieuwe bouwwerken tot stand.

Genoemd kunnen worden het in de strakke stijl opgetrokken tweede pakhuis van de Oost Indische Compagnie, aan de Breestraat te Middelburg uit 1722 en Duin beek te Oostkapelle uit 1700. De eveneens in 1940 verloren Oostindische pakhuizen aan de Rotterdamse Kaai te Middelburg uit 1711, hadden geen diepliggende vensters. Geheel barok was de houten bekroning, die Pieter Graafschap in 1712 ontwierp voor de abdijtoren ter vervanging van de vorige.

8. Lodewijkstijlen

Er zijn nog vrij veel gebouwen uit de 18e eeuw in Zeeland te vinden. Enkele zeer fraaie woonhuizen zijn ontworpen door de Antwerpenaar Jan Pieter van Baurscheit jr., zoon van een Antwerps beeldhouwer. Er was meer belangstelling ontstaan voor de Zuidnederlandse barok, ook in Holland. J.P. van Baurscheit jr. (1699-1768) had, evenals zijn vader, relaties in Rotterdam. Zijn eerste grote opdracht was het huis dat van Westerwijk aan de Dokkaai te Vlissingen liet bouwen (1730). Van dit pand is de voorgevel later overgebracht naar de Hendrikstraat, waar het bekend staat als het beeldenhuis.

In 1732 volgde de bouw van het niet meer bestaande buiten ‘St.-Jan ten Heere’ bij Domburg, terwijl hij betrokken werd bij de bouw van de Koepoort te Middelburg samen met Jan de Munck, de stadsbouwmeester. Voor Van Dishoek volgde in 1733 het kolossale huis Houtkade 12 te Vlissingen en in hetzelfde jaar het woonhuis Van den Brande te Middelburg, dat in 1940 als Provinciale Bibliotheek zou afbranden. In 1734 was hij samen met Daniël Marot, de architect van het huis ‘Huguetan’, dat het middendeel vormt van de latere Koninklijke Bibliotheek te ’s-Gravenhage. Hij keerde daarna terug naar Antwerpen, waar hij het huis ‘de Fraula’ maakte, dat tot 1964 aan de Keyserstraat stond. In 1740 bouwde hij het buiten ‘Der Boede’ bij Koudekerke voor Van der Mandere. Intussen ontwierp hij een smeedijzeren hek voor de Vierschaar in het Middelburgs stadhuis.

Na vele omzwervingen is dit kunstwerk thans opgesteld in het raadhuis te Sluis. Na verscheidene opdrachten in Antwerpen en Lier volgde nogmaals een werk in Zeeland nl. het paleisachtige huis Van de Perre, thans rechtbank, aan het Hofplein te Middelburg in 1765 geheel in stijl Lodewijk XV.

De Van Baurscheitgevels zijn herkenbaar aan het door halfzuilen getorste balcon boven de ingang, de door een rondboog met kuifversiering beëindigde omlijsting boven de balkondeuren, de geblokte pilasters en de soms dubbele gootlijstconsoles. De oudere gevels worden bekroond door een stenen balustrade en druk Lodewijk XIV beeldhouwwerk. Bij de latere projecten komt een tympaan daarvoor in de plaats.

Misschien volgde hij de Hollandse afkeer voor teveel ornament of heeft hij de verfijning van de Franse Lodewijk XVI al vroeg aangevoeld. Zijn latere ontwerpen werden in ieder geval steeds stiller tot zijn sublieme schepping, het huis Van De Perre, ontstond in een verfijnd rococo, waarvan meerdere vertrekken nog getuigen. Zijn oudere werk vond navolging in het pand Gortstraat 30 van 1740 en in het in 1929 verbrande hotel Verseput te Middelburg uit 1747. Dit had ook een stenen balustrade boven de voorgevel, maar vertoonde overigens de in die tijd algemeen gangbare voordeuromlijsting in combinatie met die van de bovengelegen ramen. Men zie ook Koepoortstraat 6, Lange Noordstraat 37, Zuidsingel 126 van Jan de Munck, die in 1742 ook de Lutherse kerk aan het Molenwater bouwde, Wagenaarstraat 1 en Gortstraat 38 met een fraaie vestibule in een reeds naar Lodewijk XVI neigende Lodewijk XV stijl. Buiten de hoofdstad zijn nog te vermelden: te Zierikzee Oude Haven ZZ.

D 381, D 407, D 438 en D 499, OudeHavenNZ. A376enD418. InTholen Brugstraat 10, in Oud-Vossemeer het Ambachtshuis en de boerderijen Welgelegen en de Kleine Puyt, in Goes de Korenbeurs aan de Markt en Kleine Kade 47, in Veere Kade A 17 en Markt A 159, in Vlissingen Bellamypark 3 en het C. Quackshofje, in Hulst Grote Markt E 88 en Steenstraat B 79.

9. De laatste klassicistische stijl

(Lodewijk XVI en Empire).

Omstreeks het derde kwart van de 18e eeuw wordt het antikiserende element in de bouwstijl steeds sterker. In de Lodewijk XVI periode woonde in Middelburg de architect Koenraad Kayser, die in 1776 benoemd was tot stads- en tot landsfabriek en in 1785 ingenieur titulair van Zeeland voor de bouw van vestingwerken. Van hem is de in 1940 verloren uitbreiding van het stadhuis in zijn woonplaats, terwijl hij een geheel nieuwe inrichting en betimmering van de Statenzaal in de abdij ontwierp in 1783. Mogelijk zijn ook het pand Wagenaarstraat 12, de ‘Gouden Poorte’ (1785) en het Oude Mannen en Vrouwenhuis van hem (1781). Uit 1792 dateerde het fraaie maar verloren pand Lange Noordstraat 26. Echt Middelburgs is Londense Kade 11 met door smalle raampjes geflankeerde voordeur (1785).

Opvallend is trouwens het grote aantal fraaie voordeuren tijdens de gehele periode zowel in Middelburg als in Zierikzee. Te vermelden vallen voorts Gentsestraat Cl en Steenstraat Al 5 te Hulst.

In de 18e en het begin van de 19e eeuw kwamen vrijwel geen overheidsgebouwen tot stand. Alleen particulieren lieten nog wel een woning bouwen. Zo ontstond in een late Lodewijk XVI stijl het omvangrijke huis aan de Lange Noordstraat 39, dat jhr. Van Reigersberg Versluys voor zich liet zetten in Middelburg in 1825. Geheel Empire werd het pand Dam 21 aldaar voor de heer Paspoort van Grijpskerke (1838).

Het huidige Kantongerecht te Zierikzee is gevestigd in Oude Haven NZ., dat in 1828 werd gebouwd.

Eerst in 1840 werd in de late Empire stijl op de plaats van de afgebrande St.-Lievens Monsterkerk de Nieuwe kerk gezet.

Het ‘Moesbosch’ te Koudekerke en ‘Overduin’ te Oostkapelle horen tot de zeer weinige buitens die tot stand kwamen.

Verdedigingswerken:

In de 19e eeuw werden op last van Napoleon enkele vestingwerken aangelegd: Veere kreeg de omwalling met bastions, het fort Rammekens werd versterkt en van een kroonwerk voorzien, terwijl in Vlissingen het Keizershoofd werd verbeterd. Begonnen werd ook met de aanleg van drie enorme kroonwerken aan de landzijde van de stad, welke werken niet voltooid zijn en later zijn opgeruimd.

10. De Nieuwe Tijd (1860-1940).



Kerken en Raadhuizen:

Na Thorbecke werden in Zeeland een groot aantal R.K.kerken gebouwd, nl. 18 in Zeeuws-Vlaanderen, vijf op Zuid-Beveland en één op Tholen. Tenslotte werden tot 1940 ook een 14-tal gemeentehuizen gebouwd of vernieuwd.

Overige bouwwerken:

Tot de grotere gebouwen, welke vóór 1940 opgericht werden, moeten gerekend worden het kantoorgebouw voor de Provinciale Zeeuwse Electriciteits Mij te Middelburg. Voorts talrijke scholen en volkswoningbouw in de hoofdstad en in Vlissingen. Fabrieksbouw vooral in de Scheldestad en in Terneuzen.

Parkaanleg:

Sinds de vestingwerken ook in Zeeland hun militaire betekenis verloren hebben zijn in vele steden de aarden wallen en bastions in plantsoenen en wandelparken omgezet. Dit gebeurde in Zierikzee, Tholen en Goes (architect L. A. Springer) en in Middelburg (architect K.G. Zocher). Na 1950 begon de belangstelling voor de oude vestingwerken sterk te groeien, hetgeen ertoe heeft geleid, dat de bolwerken van Sluis werden opgeknapt en beplant. In Hulst werd een ravelijn in de oude vorm hersteld en in een plantsoen opgenomen.

Restauraties:

Nadat Victor de Stuers het initiatief nam tot het behouden en herstellen van ons nationaal monumentenbezit, waaronder vele Zeeuwse kerken, torens en gebouwen, zijn in deze provincie tot 1940 verschillende belangrijke restauraties tot stand gekomen. De omvangrijkste was die van de abdijgebouwen te Middelburg, onder leiding van architect J.A. Frederiks, een werk van nationale betekenis. Het werd in 1885 aangevat en het heeft ongeveer 30 jaar in beslag genomen. Een tweede werk van importantie was het herstel van de kerk te Brouwershaven door architect Margry, dat duurde van 1876 tot 1893. Voor de in 1876 verbrande kruistoren in Hulst werd door dr.

P. J.H. Cuypers een nieuwe beëindiging ontworpen met een stenen achtkant in gotische vormgeving, met een houten klokkeverdieping en spits. In 1940 ging ook deze bekroning verloren, maar het achtkant bleef bewaard. De kerken van Kapelle, Kloetinge, Wemeldinge, Goes, ’s-Heer Arendskerke en Nisse op Zuid-Beveland ondergingen een restauratie; voorts Oud-Vossemeer en op Walcheren Vlissingen en Ritthem; in Zeeuws-Vlaanderen: Kloosterzande, Cadzand en IJzendijke.

Molens:

Het oudste molentype, de getijdemolen, kwam in steden voor, waar een bij hoogwater volgelopen bassin, het molenwater, zorgde voor het draaien van een waterrad bij eb. Het wegstromende water was bedoeld om het dichtslibben van de haven tegen te gaan. Dergelijke watermolens had men te Middelburg, Zierikzee, Vlissingen en Goes. Zij zijn echter door de windmolens geheel verdrongen. Hiervan is het oudste type de standerdmolen, welke een houten maalhuis heeft, dat draaibaar is om een houten spil. Er zijn nog slechts enkele standerdmolens behouden gebleven, waarvan die te Retranchement de oudste is (1662).

In Nieuwland waren in de vorige eeuw nog vier houten bovenkruiers en vier paltrokmolens, alle voor de houtzagerij. Er bestaan thans nog een negental houten korenmolens met zes- of achtkante romp, die een echt Zeeuws type vertegenwoordigen. De overige ruim 50 korenmolens zijn geheel van steen, waarbij 38 stuks een omloop of stelling bezitten. Voorts telt men in Zeeuws-Vlaanderen nog een vijftal beltmolens en één in Zuid-Beveland. De bovenkruiers dateren alle uit de 18e en 19e eeuw.

Watermolens komen in deze provincie niet meer voor.

Boerderijen:

Zeeland als landbouwprovincie heeft een eigen type boerderij ontwikkeld sinds het begin van de 17e eeuw. De woning zowel als de houten schuur zijn ‘dwarshuizen’, hetgeen wil zeggen, dat bij de eerste de gang en bij de laatste de deel dwars op de lengterichting van het gebouw loopt. Boven de grote mendeuren naar de deel (of de delen) wordt het strodak opgelicht. De schuurwanden hebben gepotdekselde zwart geteerde beplanking, waarbij steeds een witte strook geschilderd is rond deuren en raampjes. De woning heeft een pannendak. Veelal zijn woning en schuur in eikaars verlengde gebouwd, maar vrijstaande woningen komen ook voor.

Normaal is de schuur éénbeukig; voor grotere bedrijven echter werd een lage zijbeuk toegevoegd, waarin de koeien waren opgesteld ofwel aan iedere lange zijde werd een zijbeuk toegevoegd. Op Schouwen waren voor 1940 enkele stolpboerderijen.

Pompen:

Oude hardstenen pompen bleven bewaard in Middelburgs abdij, één op het Muntplein en één op de Nederhof (resp. 1771 en 1784). Voorts in St.-Maartensdijk (18d), St.-Anna ter Muiden (1789) en Tholen (18c).

11. De herbouw na 1940.

De verwoestingen tijdens de Tweede wereldoorlog en door de stormramp van 1953 zijn bijzonder groot geweest, niet alleen in de steden (Middelburg, Vlissingen en Sluis) en in de kleinere gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen en op Schouwen-Duiveland. Ook op het platteland gingen talloze fraaie hofsteden verloren. Na 1945 zijn deze verliezen geleidelijk hersteld door herbouw en restauratie, terwijl daarnaast ook de normale nieuwbouw weer op gang kwam.

Voor de geheel verwoeste binnenstad van Middelburg werd een herbouwplan opgesteld, waarvan ir. J. Verhagen, de stedebouwkundige en promotor was. Deze heeft ernaar gestreefd het middeleeuws karakter van het stadsplan te bewaren door een gebogen straatbeloop te ontwerpen, met individuele panden. Rijenwoningen, flats en rechte bouwblokken werden geweerd. Hij verlangde van de architecten, dat zij zich zouden laten inspireren door de stijl van de voorheen overwegend 18e-eeuwse gevels der veel oudere huizen.

Om aan de eisen van het moderne verkeer tegemoet te komen heeft hij het stratenbeloop gewijzigd en enige straten verbreed. Regelrechte kopieën in oude stijl waren niet geoorloofd en trouwens niet betaalbaar. Uiteraard was het resultaat een compromis, een aansluiting van het nieuwe aan het bestaande. Grote contrasten, wat consequent modern bouwen zou hebben meegebracht, zijn daardoor vermeden. Hetgeen tot stand kwam werd als ‘Delftse school’ betiteld, naar de opvattingen destijds aan de Technische Hogeschool te Delft, gepropageerd door prof.ir. Granpré Molière.

Een der eerste grote gebouwen, welke na 1940 tot stand kwam, was het kantoorgebouw van de Polder Walcheren van ir. J.F. Berghoef, dat als een uitstekend voorbeeld van deze stijl mag gelden. Daarna zijn vele panden in dit genre gebouwd. Ook Sluis is in de geest van Middelburg herbouwd, echter met een nog sterker accent op het doen herleven van hetgeen verloren ging. In Vlissingen is de herbouw van de oude stad eerst veel later goed op gang gekomen.

Het experiment van Middelburg is daar niet doorgevoerd. Iets minder behoudend zijn ook de Zeeuws-Vlaamse gemeenten herbouwd: Breskens, Schoondijke, Oostburg, Biervliet, IJzendijke, Nieuwvliet, Cadzand en Aardenburg. Geheel nieuw opgetrokken zijn Westkapelle, Bruinisse en Ouwerkerk op de eilanden.

Het aantal kerken en torens, dat na de oorlog in Zeeland gerestaureerd werd met overheidssteun is bijzonder groot. Volstaan moge worden met de belangrijkste kerken te noemen: Kapelle, Kloetinge, ’s-Heer Arendskerke, ’s-Heer Abtskerke, Tholen, Dreischor, Noordgouwe, Brouwershaven en Aardenburg en wat de raadhuizen betreft: Sluis en Middelburg. Vooral dit laatste met het vele beeld- en steenhouwwerk was een werk van lange adem. Voor de secretarie-afdeling kwam een nieuwe vleugel tot stand in aangepaste stijl. Ook het stadhuis van Zierikzee onderging een verjongingskuur, waarbij het terugbrengen van de hal beneden een grote winst betekende. Het omvangrijkste werk was de restauratie van het vrijwel geheel verwoeste abdij complex te Middelburg.

De Lange Jan kreeg na de restauratie van de stenen onderbouw een houten bekroning, welke enigszins teruggreep op de vorm van de spits van Pieter Graafland. In de Koorkerk konden de gewelven van bisschop De Castro weer worden aangevuld. Het interieur, gestoffeerd met een oude preekstoel en het reeds genoemde oude orgelfront, biedt weer een schone aanblik. De Nieuwe Kerk moest geheel worden herbouwd. Een oude orgelkas zorgt ook hier voor een herinnering aan het verleden. De fraaie oude kelders in de abdij konden evenals de Balanspoort, het voormalig gastkwartier (thans museum), de voormalige abtswoning (nu kantoorgebouw), de kloostergang en de Gistpoort vrijwel geheel in de oude vorm worden teruggebracht.

Bij de voormalige Infirmerie geschiedde dit alleen inwendig, terwijl bij ’s-Gravenhof (nu ambtswoning van de Commissaris der Koningin), de voormalige refter (thans Statenzaal) en andere gebouwen de nadruk meer op het herstel van het uitwendige viel. Een geheel modern kantoorgebouw, maar afgestemd op de omgeving, werd het gebouw voor de provinciale Griffie op de plaats van het vroegere hotel de Abdij. Vermeld zij nog het experiment, waarbij aan de kerk te Hulst een betonnen torenbekroning werd toegevoegd als resultaat van een prijsvraag.

12. Nieuwbouw.

In een der buitenwijken van Middelburg, het Zand, werd na 1945 de eerste nieuwbouwwijk met volkswoningen gebouwd, die geheel pasten in de stijl van de Delftse school. Nadien zijn in de nieuwe stadswijken grote uitbreidingen tot stand gebracht, die hoewel meestal in baksteen opgetrokken, niet op oude stijlen geïnspireerd zijn; er is op bescheiden wijze hoogbouw toegepast. Vlissingen was daartoe al eerder overgegaan. Daar ontstond in een tijdsverloop van 20 jaren een geheel nieuwe stad, groter van omvang dan de oude kern. Grote experimenten op het gebied van de moderne woningbouw zijn hier, evenmin als elders in Zeeland, gepleegd. Hetzelfde beeld als in de rest van Nederland vindt mefl in alle nieuwe uitbreidingen van steden en dorpen. Van importantie zijn de nieuwe raadhuizen te Vlissingen, Westkapelle en Oostburg.

De boerderijen worden tegenwoordig modern en geheel aangepast aan de eisen van het bedrijf. Het oude type landbouwschuur is daarbij helaas verlaten.

Résumé:

Door de eeuwen heen hebben begaafde Vlaamse en Brabantse kunstenaars in Zeeland naast eigen bouwmeesters gewerkt. De indruk bestaat, dat de eersten in hun grote fantasie soms gematigd werden onder invloed van de misschien wat nuchterder Zeeuwse opdrachtgevers. Men vergelijke bijvoorbeeld het stadhuis van Leuven met dat van Veere. Na de Reformatie wordt daarbij het Hollandse element versterkt. De talrijke kunstuitingen op het gebied van de bouwkunst zijn door deze wisselwerking beïnvloed en tot een eigen kultuurpatroon ontwikkeld. Zeeland ligt nu eenmaal tussen beide gewesten in en is altijd de trait-d’union, maar helaas - door het lot gedwongen lange tijd ook de barrière geweest.

dateringsafkortingen (als voorbeeld (13) = 13e eeuw):

13 M = midden 13e eeuw
13 A = le helft 13e eeuw
13 B = 2e helft 13e eeuw
13 a = le kwart 13e eeuw
13 b = 2e kwart 13e eeuw
13 c = 3e kwart 13e eeuw
13 d = 4e kwart 13e eeuw