Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

STRAND

betekenis & definitie

Gebied tussen de laagwaterlijn en de duinvoet aan de zeezijde van een duinenrij. Het strandgedeelte tussen de Gemiddeld Laag Waterlijn en de Gemiddeld Hoog Waterlijn, dat dus bij eb droogvalt, noemt men het ‘natte strand’; het gedeelte tussen de G.H.W.-lijn en de duinvoet noemt men het ‘droge strand’, dat alleen bij stormvloed overstroomd wordt.

De voor- en achteruitgang van het strand wordt periodiek gecontroleerd door het verrichten van strandmetingen waarbij de G.L.W.- en de G.H.W.-lijn en de duinvoet worden vastgelegd t.o.v. een meetlijn (→ hoofdraai), die op het strand is gemarkeerd door vierkante strandpalen met bepaalde cijfers en/of kentekens. De uitkomsten worden vanaf omstreeks 1880 opgetekend in zg. strandmeetregisters.In Zeeland zijn bekend de stranden tussen Cadzand en Breskens, het Zuiderstrand tussen Vlissingen en Westkapelle, het Noorderstrand tussen Westkapelle en Oostkapelle met daarop aansluitend het Breezand ongeveer tot de Veerse Dam. Dan volgt na een kleine onderbreking (voor de Veerse Dam is een strand in wording) het Kamperlandse strand aan de NW-kust van Noord-Beveland; ten noorden van de Oosterschelde liggen de Schouwse stranden vanaf Westenschouwen tot de Brouwersdam. In de recreatiesfeer worden bepaalde gedeelten betiteld als ‘badstrand’ (Cadzand, Vlissingen, Domburg, Renesse).

Naast bovengenoemde stranden vindt men langs de Zeeuwse oevers een aantal ‘mini’strandjes op plaatsen waar zandtransport of zandsuppletie daartoe de mogelijkheid biedt. Sinds een aantal deltadammen zijn gerealiseerd zijn bovendien langs de daardoor ontstane deltameren als Veerse Meer en Grevelingenbekken naast de eerder genoemde ‘bewegelijke’ stranden een aantal ‘stabiele’ stranden ontstaan. Als op een strand door de branding een zandrug is opgeworpen spreekt men van een strandwal.