Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

STAD

betekenis & definitie

(stadsrecht, betreffende de middeleeuwse stad). Terwijl men thans in de Nederlandse maatschappij alleen steden kent in de sociale betekenis van het woord, dus een zodanige bewoningsconcentratie, dat deze zich duidelijk onderscheidt van het platteland met zijn dorpen en men juridisch geen verschil maakt tussen gemeenten met een stedelijk- en die met een plattelandskarakter, vertoont de middeleeuwse organisatie steden in sociale zin en steden in juridische zin.

Normaal is, dat een bewoningsconcentratie van stedelijke aard, juist vanwege dit bijzondere karakter, tot stad in juridische zin werd verheven; er zijn echter uitzonderingen, zowel van stedelijke conglomeraten die geen stadsrecht kregen als van verlening van stadbrieven aan gemeenschappen die een plattelands- of dorpsleven behielden. Stadsrecht werd verleend door de heer van het land, waarin de stedelijke concentratie gelegen was; dit betekende, dat het stedelijk gebied geëximeerd werd uit dat van het geldende landrecht en dat het door deze exemptie naar een eigen recht kon leven en zichzelf kon besturen; de stad werd echter niet onafhankelijk van de heer, het landrecht behield subsidiaire gelding. Binnen de stedelijke rechtskring bestonden geen standsverschillen, zodat iedere stadsburger meetelde als mens en zelfs de landrechtelijk onvrije door vestiging in de stad, meestal na een meer of minder lange termijn, vrij werd.

Naar het landrecht echter werden de stadsburgers als een derde → stand naast de adel en de geestelijkheid beschouwd. Het stedelijk gerecht kreeg doorgaans hoge jurisdictie (→ rechtspraak), soms pas na verloop van enige tijd, boven de terstond toegekende lage rechtspraak. In de noordelijke Nederlanden vindt stedelijke ontwikkeling plaats sinds ongeveer de 11e eeuw, in het zuiden wat vroeger; stadsrechten zijn in het noorden pas sinds de 13e eeuw verleend. Daar van de oudste steden, die later wel als exempte rechtskringen erkend werden, niets van een stadsrechtverlening bekend is, wordt aangenomen, dat deze zich gewoonterechtelijk tot steden in juridische zin hebben ontwikkeld. Bij verlening van stadsrecht werd meestal niet een nieuw recht ontworpen doch de tekst van het recht van een bestaande stad overgenomen, zodat er een stadsrechtfiliatie van moeder- en dochtersteden ontstond. Bij onzekerheid over de toepassing van stadsrechtregels was het bestuur van de dochterstad verplicht ‘te hoofde’ te gaan of ‘hofvaart’ te doen naar de moederstad, d.w.z. daar advies te halen over de toepassing.

Om verschillende, vaak politieke redenen kozen sommige stadsbesturen later wel een andere stad voor de hofvaart. Defensieve werken als ommuring, omwalling en beveiliging door singels, mogen niet als criterium worden gehanteerd voor de beantwoording of een plaats stadsrecht bezat, al verkregen de meeste steden wel het recht tot zulke versterkingen.

De Zeeuwse steden in de middeleeuwen. Moederstad van de Zeeuwse steden was Middelburg, dat in 1217 een handvest van graaf Willem I ontving, dat bekrachtigd werd door gravin Johanna van Vlaanderen. Van dit stadsrecht, dat herinneringen oproept aan dat van sommige Vlaamse steden, is niet bekend of het inderdaad van een moederstad is afgeleid. Dochtersteden van Middelburg waren Zierikzee, Goes, Tholen en Reimerswaal, die met de moederstad de zg. ‘goede steden’ vormden, d.w.z. de steden die in de Staten van Zeeland vertegenwoordigd werden, alsmede de niet tot afvaardiging in de Staten gerechtigde ‘smalsteden’ Domburg, Westkapelle, Arnemuiden, Kortgene, Brouwershaven, waarbij afzonderlijk vermeld moeten worden Veere en Vlissingen die aanvankelijk niet vertegenwoordigd werden maar na toetreding tot de partij van Oranje in de tijd van de opstand onder de ‘goede steden’ werden opgenomen, waaruit het inmiddels verdronken Reimerswaal was weggevallen.

De middeleeuwse steden in het latere ZeeuwsVlaanderen.

De steden in het westen van de Vlaamse kuststrook, die sinds zij op de Spaanse macht in het zuiden was veroverd als StaatsVlaanderen en sinds 1814 als ZeeuwsVlaanderen bekend staat, waren Aardenburg, St.-Anna ter Muiden, Sluis, Oostburg en IJzendijke, die in de middeleeuwen te hoofde gingen in de moederstad Brugge. De steden Hulst en Axel echter, in het oostelijk deel van dit land, hadden Gent tot moederstad.

LITERATUUR

Fruin, De provincie Zeeland. Van der Heyden en Hermesdorf. Aantekeningen. Fockema Andreae. De Nederlandse Staat.