Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

AARDENBURG

betekenis & definitie

(Rodenburgh, Rodanburg, Redanburg, Redenburg, Eerdenburg, Ardenborch). Gemeente in West-Zeeuws Vlaanderen, aan de Belgisch-Nederlandse grens; 5083 ha; 3865 inw. (1980), waarvan 2405 in het stadje Aardenburg zelf.

Tot de gemeente Aardenburg behoren de dorpen en buurtschappen Den → Biezen, De → Brakke, → Draaibrug, → Eede(tot 1 april 1941 een zelfstandige gemeente), Het → Eiland, → Moershoofde, De → Platluis, → Smedekensbrugge, → Sint-Kruis (tot 1 april 1941 een zelfstandige gemeente), De → Valeiskreek en De → Vuilpan.Bestaansbronnen: landbouw, veeteelt, tuinbouw, enige industrie (o.a. ’Steenfabriek) en toerisme.

Het grondgebied van Aardenburg behoort tot de vroegst bewoonde plaatsen in Zeeland (’Prehistorie). Van ca. 170-275 n.Chr. lager een Romeinse vesting (→ Romeinse tijd). In de middeleeuwen was Aardenburg - oude benaming Rodanburg - een van de belangrijkste steden in het Graafschap Vlaanderen; handels- en bedevaartplaats. Oude namen als Havenpolder, Haven, Kaai en Kaaipoort herinneren nog aan de voormalige haven van Aardenburg, die in verbinding stond met Het ’Zwin. De Sint-Bavokerk (Sint-Baafskerk) is overgebleven als trots monument van het rijke verleden van de stad, waarvan overigens ook nog tal van bodemvondsten in het Gemeentelijk Museum getuigen.

Aardenburg wordt het eerst vermeld in 966: ‘Rodenburgh’, en als gouw in 707 (copie uit 941): ‘in pago Rodanense’ (Lat.). Waarschijnlijk zijn gouw en stad genoemd naar een waterloop Rodana of Rodanos, dus ‘burg aan de Rodana’. In de 12e eeuw is in de naam van de stad een eigenaardige klankverspringing opgetreden (Redenburg-Erdenburg).

Reeds uit 1294 is een zegel van de stad Aardenburg met een burcht bekend. De vorm van het bouwwerk is in de loop der tijden telkens gewijzigd; op sommige zegels komen een ladder tegen de poort of een ruiter te paard en een portier met een lans voor. Het wapen verkreeg de prinsenkroon na de verovering van Aardenburg in 1604 door prins Maurits. De huidige uitvoering werd door de Hoge Raad van Adel bevestigd op 31 juli 1817. De schildhoudende leeuwen zijn bij het wapen gevoegd na de verdediging van de stad tegen de Fransen in 1672.

Vlag: Deze is gelijk aan het wapenbeeld; zij werd door de gemeenteraad ingesteld op 21 april 1959.

Varia: Jaarlijks vindt op Passiezondag een uitvoering van de Matthäus Passion van J. S. Bach plaats in de Sint-Baafskerk.

Kermis: op de 2e zaterdag na Pinksteren en op de daarop volgende zondag en maandag. De Aardenburgers danken hun bijnaam ‘Aardenburgse kikkers’ aan de Koninklijke Aardenburgse Fanfare, sedert dit muziekgezelschap een honderd jaar geleden optrad in oogverblindende groene uniformen. Sinds 1973 worden ieder jaar op de 12e december op enigszins carnavaleske wijze kikkerorden uitgereikt aan personen die zich voor de Aardenburgse gemeenschap verdienstelijk hebben gemaakt.

Monumenten: De Sint-Baafskerk is in 959 gesticht door de monniken van de Sint Baafsabdij te Gent.

Sint-Bavo was een der eerste geloofsverkondigers in deze streken, evenals Eligius (Sint Eloy), Amandus en Usmarus. De ‘SintBaafs’ werd meermalen verwoest en herbouwd.

De laatste restauratie dateert van 1946-1958, na de verwoestingen door hevig granaatvuur in september-oktober 1944. Tijdens de restauratie o.l.v. E.P. Messer en J.A. Groenewegen (Rijksdienst voor de Monumentenzorg) zijn in de kerk opgravingen verricht door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, waarbij Romaanse koorfunderingen en een groot aantal beschilderde grafkelders zijn aangetroffen (→ grafschilderingen).

Het schip en het dwarspand met toren zijn kort na 1220 tot stand gekomen en vormen een goed voorbeeld van → Scheldegotiek; het driebeukig hallenkoor is een specimen van Vlaamse Kusthallengotiek uit het einde van de 14e eeuw. De Noordtoren draagt een bekroning uit 1625. Elke avond wordt om 8 uur traditioneel de klok geluid om het tijdstip van de ‘sluiting’ van de stadspoort aan te geven. In de volksmond wordt dit het luiden van ‘de papklok’ genoemd. Op de toren ziet men een schip als symbool van de relatie van Aardenburg met de Duitse- en Londense Hanze.

De Kaaipoort, ook wel West- of Waterpoort genoemd, wordt reeds vermeld in 1299; de tegenwoordige vorm dateert van omstreeks 1650.

Aan de westzijde van de poort, waar nu plein met kikkerfontein, lag eertijds de haven van Aardenburg, welke definitief gesloten werd in 1813. Op de poort ziet men een stenen leeuw met het stadswapen in de klauwen. Deze leeuw sierde eens de stedelijke schandpaal. Oorspronkelijk was er slechts één (afsluitbare) doorgang; in het begin van de 20e eeuw werden daarnaast twee kleine poortjes aangebracht.

De R.-K. Lieve Vrouwekerk dateert van 1850 en werd uitgebreid in 1926/27. De kerk werd gesticht door Mgr. J. van Genk, pastoor te Aardenburg en later bisschop van Breda. Het bedehuis is genoemd naar een vroegere parochiekerk (6437-1625). In de voorgevel bevindt zich een natuurstenen beeld van ‘Onze Lieve Vrouw met de Inktpot’, een zeer oude iconografische voorstelling (1273) van de Madonna.

Aan deze voorstelling is een eeuwenoude legende verbonden. Aardenburg was in de middeleeuwen een van de bekendste straf- → bedevaartplaatsen van West-Europa.

Het ‘burgerweeshuis’ vertoont een opvallende gevel. De 17e-eeuwse woning, eertijds gebouwd door een op zijn lauweren rustend kaper, is nooit als ‘weeshuis’ gebruikt; wel vergaderde er sedert het begin van de 19e eeuw het regentencollege. Eigenlijk heet het huis ‘De Meiboom’. Het gebouw is thans in gebruik als N.-H. pastorie.

Het Gemeentelijk Museum aan de Marktstraat is eveneens een monumentenpand. Het herbergt een van internationaal belang zijnde verzameling in Aardenburg opgegraven voorwerpen uit de prehistorie, de Romeinse tijd en de middeleeuwen.

Het Raadhuis op de markt is gebouwd in 1951. Aldaar bevindt zich een oud archief met documenten vanaf 1201. De gedenknaald op de Markt werd opgericht ter nagedachtenis van G.A. → Vorsterman van Oyen, archivaris, hoofdonderwijzer, landbouwdeskundige en op 8 januari 1878 de oprichter van de eerste landbouwcoöperatie in Nederland.

Vestingwerken:

Aardenburg was reeds in de Romeinse tijd een versterking met natuurstenen muren. Ofschoon van de oorspronkelijke vesting - omstreeks de 12e eeuw gesloopt - nauwelijks meer iets in de grond bewaard is gebleven, heeft het rechthoekige grondplan van het Romeinse castellum(?) een blijvende invloed uitgeoefend op de min of meer rechthoekige vorm van de oude kern (‘Oude Burcht’) van Aardenburg, dit in tegenstelling tot andere ‘burgplaatsen’ in Zeeland welke een ronde oude kern bezitten (→ burg).

In de 13e eeuw was de stad omgeven door een aarden omwalling en dubbele grachten. Overblijfselen hiervan zijn nog aanwezig. Vier poorten, waaronder de bovengenoemde, nog bestaande West- of Waterpoort verleenden toegang.

In 1604 werd Aardenburg door Prins Maurits bezet. Hij liet de stad versterken volgens de Oud-Nederlandsche Versterkingskunst met de oude wal als basis voor de nieuwe bolwerken.

Hij zag het verval van de stad in en bouwde de vesting op kleinere grondslag af, waarbij de zg. ‘Oude Stad’ buiten de nieuwe wallen kwam te liggen en de daar gelegen Mariakerk en woonhuizen werden afgebroken. De vesting had ongeveer een rechthoekig verloop met in het zuiden drie hele bastions (Zuid of Verloren Kostje, Oranje en de Punt of Oostbolwerk), aan de noordzijde twee halve bastions (Vier-of Vuurbaken en Polderbolwerk), vijf ravelijnen, een hoofdgracht, contrescarpen en buitengrachten. Er waren twee poorten, de West- of Havenpoort en in het zuiden de Landpoort.

In de zuidwesthoek van de middeleeuwse wallen werd de vierkante redoute Fort Grotendorst gebouwd, ongeveer een kilometer westwaarts de vierkante Elderschans met vier bolwerken, en noordwestelijk de vierkante, gebastioneerde Olieschans. Na de vrede van Munster verviel de vesting. Desondanks wist in 1672, na gedeeltelijke terugtrekking der troepen, de burgerij de stad te behouden tegen felle aanvallen der Fransen (‘berenning van Aardenburg’), waarbij de vaandrig Elias → Beeckman zich dapper onderscheidde. In april 1747 werd Aardenburg door de Fransen onder generaal Löwenthal overmeesterd en tot 1748 bezet. In 1794 namen de Fransen Aardenburg wederom in. In oktober 1830 werd bij de Nederlands-Belgische troebelen Aardenburg bezet door Belgische troepen.

De vesting Aardenburg werd verscheidene malen opgeheven (o.a. in 1648, 1672, 1688, 1701) en weer in gebruik gesteld. De laatste opheffing vond plaats in 1701.

Van de 17e-eeuwse vestingwerken zijn nog belangrijke restanten bewaard gebleven. De Elderschans is wandelpark en recreatiegebied geworden. Bij de Elderschans liggen het gemeentelijk sportpark en het Vormingscentrum ‘Van → Eeghenhuis’.

Geschiedenis:

De oudste tot nu toe in Aardenburg gevonden overblijfselen van menselijke herkomst dateren uit de middenSteentijd (Mesolithicum, → Prehistorie), ca. 5500 j.v. Chr. Het zijn vuurstenen artefacten die eens behoord hebben tot de uitrusting van rondtrekkende jagers en vissers. Bewoning van meer permanente aard vond te Aardenburg eerst plaats in de "“Romeinse tijd, vooral in de periode tussen het midden van de 2e eeuw en het laatste kwart van de 3e eeuw n. Chr. (aanleg van een versterking als schakel in een verdedigingssysteem langs de Noordzeekust, evenals het bij Oostende (B.) gelegen Oudenburg).

In de vroegste middeleeuwen is Aardenburg nauwelijks bewoond geweest (invloed vroeg-middeleeuwse transgressieperiode?) (→ ondergrond).

Volgens een overlevering zou Eligius (SintEloy), die in 640 bisschop van Noyon was, in Aardenburg het evangelie hebben gepredikt en er een kerk hebben gesticht in 649.

In de 8e eeuw moet Aardenburg al een administratief centrum van enig belang zijn geweest omdat in 707 gesproken wordt van ‘in pago Rodanense’ (in de pagus/gouw Rodanburg). In de 8e en 9e eeuw bezat de Sint-Baafsabdij te Gent er schorren en woeste grond.

Uiterlijk omstreeks 900 werd Aardenburg ingelijfd bij het graafschap Vlaanderen en vervolgens (vóór 949) onder de administratie van Brugge gebracht ("“Boudewijn II).

In een archiefstuk uit 966 bevestigt koning Lotharius de Sint-Baafsabdij in haar eigendommen, waarbij o.a. een moederkerk (eigenkerk van de abdij?) en een kapel te Aardenburg worden genoemd. Verondersteld wordt dat de in 1625-1626 gesloopte Mariakerk de oudste kerk van Aardenburg was en dat genoemde kapel in de bloeitijd van de stad is uitgegroeid tot de Sint-Baafskerk. Bij oudheidkundig bodemonderzoek zijn echter sterke aanwijzingen verkregen dat de vroeg-middeleeuwse kern van Aardenburg rond de Sint-Baafskerk heeft gelegen en niet ter plaatse van de O.L.V.-kerk. Wel is de Mariakerk lang het centrum van bedevaart geweest, zelfs toen de bloei van Aardenburg reeds lang tot het verleden behoorde. Het wonderdoende beeld ‘Maria met de inktpot’ in de O.L.V.-kerk werd in 1573 vernield door uit Vlissingen afkomstige geuzen.

De stadsrechten van Aardenburg worden genoemd in 1127. De plaats was belangrijk door haar lakennijverheid en door de wolhandel met Engeland en Duitsland (Hanzestad). Tweemaal, in 1280 en 1307, werd de stapel der Duitse Hanze van Brugge naar Aardenburg overgebracht. In de 14e eeuw werd Aardenburg overvleugeld door Brugge. In 1383 werd de stad door de Gentenaren, aangevoerd door de ruwaard Ackerman, totaal verwoest.

In 1452 vielen de Gentenaren de stad opnieuw aan; herstel bleef achterwege en de bevolking verviel in grote armoede. In de 15e eeuw verbleven te Aardenburg nog maar 60 gezinnen. In 1604 veroverde prins Maurits Aardenburg en verminderde de omvang van de stad met tweederde (zie bij vestingwerken).

In 1578 werd te Aardenburg een hervormde gemeente gesticht; zij werd de heersende toen Maurits op 12 mei 1604 de stad bezette. In 1607 stichtten doopsgezinden, die uit Vlaanderen waren gevlucht, er een bedehuis. De R.-K. parochie werd opgericht in 1804.

LITERATUUR

Bachiene, Vaderlandsche geografie, IV, 416 e.v. Ganshof, Concept desouverainité, 135-158. Gysseling, Toponymie Zeeuws- Vlaanderen, 24. Koch, Rechterlijke organisatie, 159-161. Kronenburg, Maria’s Heerlijkheid, VI, 68. J.

Nieuwenhuysen, 25-jarigen predikdienst. Roos, Nalezing opJ. ab Utrecht Dresselhuis. Schoengen, Monasticon Batavum. v.Vooren, Vorsterman van Oyen, 3156. G.A. Vorsterman van Oyen, Geschiedenis van den Disch. v. Werveke, De oudste burchten. Zie verder bibliografie, topografische ingang.