Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

VLISSINGEN

betekenis & definitie

Grootste gemeente van Zeeland, gelegen aan de zuidkust van Walcheren; 46.300 inwoners (1982), waarvan in Vlissingen-stad 18000. Opp. 4320 ha.

Omvat behalve de stad Vlissingen sinds 1 juli 1966 ook de voormalige gemeenten Oost- en WestSouburg, Ritthem en delen van de voormalige gemeenten Koudekerke en Nieuw- en St. Joosland.Administratief is de gemeente ingedeeld in wijken; Binnenstad (3000 inw. in 1982), de rest van Vlissingen-stad (15000 inw., woonwijken Vredehof, Bonedijke, Bloemenlaan, Scheldestraat en Boulevard), Paauwenburg (7900 inw.), Westerzicht en West-Souburg (3800 inw.), Oost-Souburg (13000 inw.), Papegaaienburg (600 inw.), Bossenburgh (2500 inw.) en Ritthem (500 inw.). Het merendeel van de beroepsbevolking is werkzaam in de industrie en in de dienstensector. Daarnaast vindt visserij plaats en op beperkte schaal agrarische bedrijvigheid. De industrie bestaat uit: scheepsbouw, een reparatiewerf, chemische industrie, aluminiumfabricage. De dienstensector uit: Prov. Waterstaat, Havenschap Vlissingen, Loodswezen, Marechaussee, Kon.

Marine en PTT. Voorts heeft Vlissingen een gemeentelijke vismijn (omzet in 1982 meer dan 30 miljoen gulden). Door de ligging aan de mond van de Westerschelde (vaargeul naar Antwerpen) en aan het eind van een spoorlijn is Vlissingen vanouds een haven- en industriestad. De havens zijn: de oude Vissershaven, de Voorhaven (ligplaats voor de boten van het Nederlandse en Belgische loodswezen), de twee Binnenhavens met de Jachthaven, de Buitenhaven (met de aanlegplaats voor het provinciale veer naar Breskens en de lijndienst op Engeland) en de havens van Vlissingen-Oost die plaats bieden aan schepen tot 80.000 ton. Tevens staat Vlissingen via het Kanaal door Walcheren in verbinding met het binnenvaartnet van Nederland. Het natuurgebied Rammekenshoek is een door Staatsbosbeheer aangeplant krekengebied, ten oosten van Ritthem, ontstaan ten gevolge van het dijkbombardement in 1944.

Stad:

Binnen de gelijknamige gemeente, waarvan voor het silhouet bepalend zijn: de St.-Jacobstoren en de kranen van de N.V. Kon. Mij. de Schelde. Vanwege boeiende taferelen van het scheepvaartverkeer dicht langs de kust voor de toeristen zeer aantrekkelijk. De stad vervult een centrumfunctie voor het onderwijs met voor het Hoger Beroepsonderwijs o.a.: H.T.S., Maritiem Instituut, School voor Fysiotherapie, H.E.A.O.

Er is een rechtstreekse intercity met de Randstad (uurdienst). Stadsbussen verzorgen het openbaar vervoer in de stad, terwijl er met de rest van Walcheren en Zeeland goede lijndiensten zijn.

Door de strategische ligging is Vlissingen vaak kind van de rekening geworden. In de Tweede Wereldoorlog werd het zwaar getroffen. Mede daardoor vond men sanering van een gedeelte van het centrum nodig, waardoor het oude hart zeer ingrijpend werd veranderd. In de zeventigerjaren konden, dankzij een andere aanpak, heel wat van de Vlissingse monumenten worden gered.

Varia:

Kermis, jaarlijks vanaf de zaterdag voorafgaande aan de derde maandag in juli tot en met de daaropvolgende zaterdag (behalve zondag). Weekmarkt elke vrijdag op de Oude Markt, Marktstraat en Lange Zelke, terwijl er elke zaterdag een bloemen-, groente- en fruitmarkt gehouden wordt op de Oude Markt. Eind augustus wordt er elk jaar een braderie gehouden. Het folkloristische ringrijden vindt in de maanden juli en augustus in Vlissingen, Souburg en Ritthem plaats.

Wapen:

De juiste ouderdom van het wapen van Vlissingen is niet bekend. Al op schilderijen uit de 16e eeuw komen we het bekende kannetje tegen. Op 31 juli 1817 bevestigt de Hooge Raad van Adel de stad Vlissingen ingevolge het door haar gedaan verzoek, in het bezit van het volgende wapen: ‘Zijnde van keel (=rood), beladen met een Jacoba's kruikje van zilver, gekroond, getekend en gesierd van goud. Het schild gedekt met een kroon, mede van goud’.

Vlag:

Ook van de vlag is de ouderdom niet exact te achterhalen. Formeel is deze pas bij Raadsbesluit van 31 augustus 1973 door de gemeenteraad vastgesteld, zijnde ’rood met op het midden een wit Jacoba’s kannetje, geel geketend en gesierd en erboven een gele kroon van drie bladeren en twee parels, een en ander ter hoogte van viervijfde van de vlaghoogte’.

Op schepen kwam een dergelijke vlag in de 17e eeuw al voor. Daarnaast werd bij officiële gelegenheden in de stad echter ook gevlagd met de (oranje) Prinsenvlag, bijv. vanaf 1572 gedurende de maand mei vanaf de St.-Jacobstoren.

Monumenten:

De St.-Jacobskerk. sinds 1572 een Nederlands Hervormde kerk, is gesticht tussen 1308 en 1328.De vroeg-gotische kerk, oorspronkelijk als basilica gebouwd, later omgevormd tot hallenkerk, werd omstreeks 1500 vergroot tot een kruiskerk; in 1558 werd de kerk nogmaals uitgebreid. In 1911 zijn kerk en toren grotendeels door brand verwoest. De direct daarna begonnen wederopbouw kwam in 1915 gereed. De toren, ingevolge art. 6 der additionele artikelen tot de acte van staatsregeling van 23 april 1798 eigendom van de gemeente Vlissingen, bevat een carillon met 47 klokken met een omvang van vier octaven. De kerk van de Evangelisch Lutherse gemeente dateert oorspronkelijk van 1735. Het gebouwtje werd gesticht op grond van het voormalige Schuttershof van St.-Joris. In 1778 werd het oorspronkelijke gebouwtje uitgebreid.

Het Cornelia Quack’s hofje, ofwel Zeemanserve, oorspronkelijk bestaande uit 23 huisjes, werd in 1643 gebouwd voor de huisvesting van voornamelijk behoeftige weduwen en wezen van zeelieden en vissers. Sinds 1786 wordt het hofje beheerd door het Fonds der Zeemans- en Vissersbeurs. Het aantal woninkjes is inmiddels wat verminderd, omdat in verband met veranderde woonnormen samenvoeging heeft plaatsgevonden.

De Oranjemolen is een ronde stenen bovenkruier daterend uit de tweede helft van de 17e eeuw. Tot 1957 is de molen in bedrijf geweest. In 1968 werd hij door de gemeente aangekocht en in 1971 volledig gerestaureerd. Sindsdien wordt hij regelmatig draaiende gehouden omdat dit de beste vorm van onderhoud is. De Bomvrije- of Gevangentoren is een restant van een aan het eind van de 15e eeuw gebouwde stadspoort, de zg. Westpoort.

Aan de landzijde is een deel van de poort in 1812 afgebroken voor de bouw van een bomvrije kazerne welke laatste op haar beurt na de Tweede Wereldoorlog is gesloopt. De toren is in de zestiger jaren geheel gerestaureerd.

Nog aanwezige restanten van de vestingwerken in Vlissingen zijn: Het Keizersbolwerk, in 1548 aangelegd door Karei V en in 1811 door Napoleon bij de reconstructie van de vestingwerken betrokken. Van die tijd dateren de kazematten. Ook uit de Franse tijd is het restant van het gangenstelsel dat nog bij de Coosje Buskenstraat/hoek Boulevard De Ruyter onder de grond zit. Alleen de Westbeer met monnik is daar nog bovengronds te zien. Bovenop het Keizersbolwerk en de kazematten staat sinds 1894 het gietijzeren standbeeld van Michiel de Ruyter (uit 1841) naar een ontwerp van beeldhouwer L. Royer.

Het standbeeld van Frans Naerebout, loods en mensenredder, werd op 5 juli 1952 onthuld. Het is gemaakt door F. ten Klooster.

Ter nagedachtenis aan de schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken dient de fontein aan de kop van het Bellamypark. Deze fontein werd in 1884 aan de gemeente Vlissingen geschonken.

Het Lampsinshuis (Nieuwendijk 11) uit 1641 is gesticht door Cornelis Lampsins. rederkoopman en ‘baas’ van Michiel de Ruyter. Dit huis heeft een pilastergevel, waarin Ionische en Korinthische ordes zijn toegepast. De vensters hebben een empirevorm. Het pand is gebouwd op de plaats van twee andere huizen. De beurs dateert uit 1635. Het gebouw is opgetrokken in Hollandse renaissancestijl en had tot 1880 een open galerij.

Na een brand in oktober 1933 is het grondig gerestaureerd. In de gevel links het wapen van Zeeland, rechts dat van Vlissingen.

Het arsenaal van de artillerie aan de Vissershaven is in 1823 op rijkskosten gebouwd op de plaats waar de Fransen in 1811 begonnen waren met de bouw van een bomvrij hospitaal. Het voormalig militair magazijn in de Paardenstraat is het grootste uit de 17e eeuw daterende gebouwencomplex in Vlissingen. De gootlijst wordt gedragen door gebeeldhouwde consoles.

Het Van Dishoeckhuis, een patriciërshuis uit 1733, was tot 1965 stadhuis. Bouwmeester was J.P. van → Baurscheit jr.

De Vrijdompaal is de enig overgebleven paal van de ‘vrije palen’ die de ‘Vrijdom’ aangaven, d.w.z. die het rechtsgebied van de stad afbakenden. Deze paal, opgericht na de inlijving van een deel van het ambacht van OudVlissingen (1567), gaf de grens aan van Vlissingen met het restant van Oud-Vlissingen (Bonedijke). De oorspronkelijke plaats van de paal was: Hoek Julianalaan/Vrijdomweg. Uiteraard kan dit overzicht niet volledig zijn. De meest in het oog springende bouwwerken en/of standbeelden zijn onder de loupe genomen. Veel beter is het om tijdens een wandeling door Vlissingen het karakteristieke te ontdekken (zie bibliografie).

Geschiedenis:

Over de naamgeving van Vlissingen doen allerlei verhalen de ronde zoals dat over Ulysses. dat over de fles van St. Willibrord of dat over het veer aan de Vlesse. We kunnen er kort over zijn: niemand weet het precies. Tot op heden zijn alle verhalen gissingen.

Middeleeuwen.

Bij een beschrijving van het ontstaan van Vlissingen moeten we onderscheid maken tussen Oud-Vlissingen (sinds 181 ü bij de vernieuwing van de vestingwerken geheel verdwenen) en Nieuw-Vlissingen. Oud-Vlissingen lag noordelijker dan het huidige Vlissingen en had als middelpunt een