Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

zwak

betekenis & definitie

Van pers. (en dieren): lenig, flink; - ook m. betr. t. de verstandelijke vermogens: snel reagerend, schrander, vlug, bijdehand; soms bep.: leep, geslepen; vaak in zelfst. gebr.: een wakke, vluggerd, geslepen vos.

Groteva was nog heel zwak voor zijn leeftijd; die kon turnoefeningen doen waar wij niet tegen op kunnen, Gehoord te Boom mei 1974.

In uwe jonge tijd zijt gij altijd ’ne zwakke geweest, maar ge moet niet denken dat we uw streken toen niet door hadden, Gehoord te Mechelen okt. 1977.