Ter aand. van het voortduren van een handeling of toestand tot op dit ogenblik: nog altijd. (Gall., naar fr. toujours).
- Zie ook steeds en WNT Suppl. I, 997.
„Zwijg, moeder, zwijg”, steende Jan en bleef altijd stokstijf liggen, STREUVELS, Zonnetij 127 (1900).