De kleding betreffend, wat de kleding betreft; ook: van of voor kleren.
Daar de argwanende Piercontroleur zich had kunnen verwonderen over een opvallend verschil in vestimentaire voornaamheid der twee „Brulez”-knaapjes, werd ... het bellemannetje voor deze namiddag in een van zijn fraaiste zomerpakjes gestoken, BRULEZ 1950, 15.
Hij droeg, tegen alle vestimentaire regels in, een roestbruin vissershemd, VAN HOOGENBEMT, Vertrouwen in Ree 64 (1953).
Op elke reis tracht hij een blanke vestimentair na te bootsen. Zijn mogelijkheden blijven natuurlijk beperkt tot de dilemma’s: das of vlinderstrikje, capitula of pantalon, pochette of geen pochette en diergelijke meer, JONCKHEERE 1957, 139.
Een Leeuw moet zich bestendig bijschminken, van binnen en van buiten. Naar buiten gebeurt dit met te luide klanken, door vestimentaire opschik, geraffineerde verzorging of magistrale slordigheid, enz., JONCKHEERE 1967, 52.
De pas benoemde Britse ambassadeur in Washington en zowat het nieuwe «enfant terrible» van de Britse diplomatie, zorgde donderdagavond voor enige hilariteit, toen hij met een gescheurde broek ... op een deftig Londense receptie verscheen. Zelfs zijn knappe vrouw ... had niets gemerkt van ’s mans vestimentaire moeilijkheden, Gazet v. Antw. 10/7/1977.