Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

mans

betekenis & definitie

Als eerste lid in versch. sam., waar in de standaardt. veelal heren- gebruikt wordt: mansbroek (Wdl.); mansfiets, herenfiets; - mansgoed, herenkleding; - manshemd (Wdl.) (Boom 3/12/1976); - manshoed (Wdl.); - manskleding (Wdl.); - manskous (Boom 17/6/1977); - mansmaat; - mansmens, (gewest.) manspersoon (Een mansmensch alleen... ’t betekent niets ... .

Er blijft geen oogenblik vrije tijd:

’t is ... eten gaarkoken ... niet om te doen na een lastige dagtaak, WACHTERS 1946, 61); - mansondergoed (Boom 3/12/1976); - manspyjama (Voor deze schone manspyjama gebruikt men een soepele wollen jersey, Vrouw en Wereld jan. 1976); - mansschoen; - manssok (Boom 3/12/1976 en 17/6/1977).

Opm.:; Hoewel versch. van de bovengenoemde sam. in enkele handwdb. zijn opgenomen, zijn het theoretische formaties die in de standaardt. niet gebruikt worden, m. uitz. v. bijv. manskerel, -lengte, -naam, persoon en -volk.

< >