Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

Opschik

betekenis & definitie

Pur. voor: toilet; zijn opschik doen, zijn toilet maken, zich kleden.

Rafaël leidt hen dan naar het appartement, waar zij hun opschik kunnen doen voor het diner, en wat op adem komen, TEIRLINCK 1952, 2, 232.

Alvorens ze over de zachte lopers schrijden ..., zien de mannequins er heel wat prozaïscher uit. De krulspelden nog in het haar en met gemakkelijke kleren aan, leggen ze nog vlug zelf de hand aan hun opschik. Kort nadien vangen ze de blikken van de internationale modepers, Gazet v. Antw. 22/7/1977.

Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: tooi, versiering.

Sam.: opschikmiddel, (pur.) toiletartikel, make-up (Het dagelijks gebruik van opschikmiddelen is voor de gemiddelde Russische vrouw vrij nieuw .. .

Toen vorige winter alle opschikmiddelen maandenlang uitgeput waren, trachtten sommige vrouwen daar een mouw aan te passen door lippenstift te kopen van teaterleveranciers, Gazet v. Antw. 26/8/1978).

< >