Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

bestendig

betekenis & definitie

1. Van pers. en bestuurslichamen: vast, niet tijdelijk; niet steeds wisselend of aftredend, permanent; een bestendige commissie; - (Belg.) bestendig afgevaardigde, in Nederl.: gedeputeerde; - (Belg.) Bestendige Deputatie, college van zes leden, door de provincieraadsleden uit hun midden gekozen, en, onder voorzitterschap van de provinciegouverneur, belast met het dagelijks bestuur van de provincie en het toezicht op de gemeentebesturen; in Nederl.: Gedeputeerde Staten.

Inhakend op deze behoefte startten vijftig jaar geleden de eerste lessen van huishoudelijke vorming.... Zodat reeds in 1930 de eerste bestendige lerares aangesteld werd, Vrouw en Wereld mei 1975, p. 4.

Bestendig afgevaardigde V. V. E.: gehandicaptenzorg is een werkelijke zorg voor het provinciebestuur, Volksmacht 25/2/1977, p. 14.

De bestendige deputatie van Oost-Vlaanderen weerhield beide klachten, Gentenaar 9/5/1977.

Aktrice Anni D. L. ontvangt van bestendig afgevaardigde P. T. het provinciaal juweel in aanwezigheid van vele vrienden en familieleden, Gazet v. Antw. 13/9/1977.

Op haar wekelijkse vergadering van 5 april l.l. heeft de bestendige deputatie beslist een bedrag van in totaal ± 700.000 fr. uit te betalen als aandeel van de provincie in de restauratiewerken aan de Sint-Lambertuskerk te Westerlo, Gazet v. Antw. 17/4/1979.

2. Blijvend, constant; ook bep.: continu, doorlopend, onafgebroken, dag-en-nacht-; - bestendige werkonbekwaamheid, blijvende arbeidsongeschiktheid; in de 1ste aanh. in de verb. bestendige krullen, pur. voor: permanent.

Er is een toestel bij om dames van bestendige krullen te voorzien, JONCKHEERE 1957, 37.

Onderhouden en afstellen van branders - Bestendige depannage dienst, Uit een reclamefolder Meise, jan. 1977.

Ingeval van totale bestendige invaliditeit, Bond 4/1/1977.

Terwijl de Beerschotse Gierlenaar 34 punten op zijn aktief kreeg omwille van zijn bestendige prestaties in de Coppens-elf, Gazet v. Antw. 5/5/1977.

3. Als bijw.: steeds, voortdurend, aanhoudend.

Je boeken zijn goed, doch niet zo goed als ze hadden kunnen zijn. Ze klinken te veel alsof je bestendig met je zelf overhoop ligt, VAN AKEN 1965, 99.

Noordstarfonds steunt bestendig het culturele leven in Vlaanderen, Maand febr. 1977, p. 1.

In de vlakke slotkilometers heeft hij bestendig aan de leiding gereden, Nieuwsblad 15/4/1977.

Opm.: In de standaardt. uitsl. in de bet.: duurzaam, niet telkens veranderend; bestendig weer, een bestendige kleur e.d.