1. M. betr. t. het sociaal recht: buiten de normale dagelijkse en wekelijkse rusttijden en niet op een feestdag vallende wettelijk of contractueel geregelde onderbreking van de arbeid, met behoud van loon of onder het genot van een loonvervangende uitkering (Sociaalrechtelijk Wdb. 1977, 159); vakantie; soms bep.: vakantieperiode, -tijd.
Wegens jaarlijks verlof gesloten van 15 juli tot en met 17 augustus 1973, Gazet v. Antw. 12/7/1973.
Automobilisten! Het verlof is daar: maak uw wagen klaar! Advert. 5/7/1976, p. 3.
Maak zelf uw aquarium in het verlof en win veel geld, Gent 12/8/1976, p. 19.
U denkt reeds aan uw gezinsvakantie! Samen met uw kleine en grotere kinderen kunt u een onvergefelijk verlof doorbrengen in de Kempen, Bond 28/1/1977.
Een evenement in mijn verlof was het bezoek aan een gravin, een echte, BOON 1977, 57.
2. Als schoolterm: aaneengesloten periode waarin geen lessen, colleges e.d. worden gegeven; vakantie; - het gro(o)t(e) verlof, de zomervakantie.
Na het groot verlof van 1923 leidde moeder hem naar het instituut van Don Bosco te Hechtel, waar hij de zesde Latijnse begon, BROUNS 1951, 17.
„En wat ga jij volgend jaar studeren?” ... „Het wordt nochtans tijd om te beslissen”, zei ik, „nog enkele maanden en het is groot verlof”, Vrouw en Wereld mei 1975, p. 30.
Ondertussen studeert hij nog ijverig in het St. Jan Instituut te Merksem. En eens het grote verlof aangebroken, wil hij ook eens proberen in de Ardennen, want of er bij hem ook klimmerkwaliteiten aanwezig zijn, kon hij niet bevestigen, Gazet v. Antw. 21/4/1977.
Het is weer groot verlof. Voor vele kinderen en ouderen een lang verwachte tijd, Gazet v. Antw. 5/7/1977.
Gevraagd: Studenten vanaf 15 jaar voor zat. en woensdagnamiddag, alsook voor het groot verlof, Mech. 25/5/1978.
3. In de verb. in verlof zijn e.d., bij militairen: met verlof zijn; in andere toep.: met vakantie zijn, resp. een snipperdag hebben enz. (Gall., ter vert. van fr. être en congé].
Voorloopig heeft hij op den zolder twee nette planken kamertjes laten afschotten. Op een er van heeft soldaat Miel geslapen toen hij in verlof is geweest, BLOMMAERT 1945, 71.
Wanneer Bruno rond einde Juli weer in verlof komt, moet hij naar de schuilplaatsen dan ook niet meer zoeken, WEYTS 1950, 231.
Opm.: In Vl.-België wordt veelal geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen verlof en vakantie. In Nederl. is er sprake van verlof als de werknemer van de werkgever de toestemming krijgt, om al dan niet met behoud van loon of salaris de arbeid gedurende kortere of langere tijd anders dan wegens vakantie (zie hiervoor de omschrijving onder 1.) te onderbreken; vandaar buitengewoon verlof, studieverlof, ziekteverlof, vakantieverlof (ter aand. van een snipperdag) enz.
- Daarnaast wordt de term verlof ook gebruikt m. betr. t. militairen: vergunning om voor enige tijd naar huis gaan; ook in de verb. groot verlof, vrijstelling van dienst voor onbepaalde tijd van dienstplichtigen.
Sam.: kerstverlof, kerstvakantie;
- paasverlof, paasvakantie (Na het paasverlof was Jackie komen opdagen, VAN AKEN 1958, 50.
Als ge die dieren kent, win je een abonnement waarmee je gratis de Limburgse Zoo kan bezoeken, zo dikwijls je wilt. Tot het einde van het paasverlof, Koerier (ed. Hasselt) 18/8/1976, p. 27);
- schoolverlof, schoolvakantie (Werkvrouw maand., dinsd., donderd. en vrijdag van 13 tot 16 u. Vrij met schoolverlof, Westkust 26/8/1976, p. 12);
- zomerverlof, zomervakantie (Ze zijn vlak na het zomerverlof gekomen, VAN AKEN 1958, 40);
- verlofaanbieding, aanbieding in de vakantieperiode (Speciale verlofaanbieding t/m 13-8-’77, Gazet v. Antw. 29/7/1977);
- verlofbezoldiging, vakantiegeld, vakantieuitkering;
- verlofbijdrage, vakantiebijdrage;
- verlofboekje, vakantieboekje (zie voor de laatste drie sam.: Sociaalrechtelijk Wdb. 1958, 195);
- verlofdag, dag waarop vakantie wordt genoten, vakantiedag (in de standaardt. wel in de bet.: dag, waarop iem. met verlof is, bijv. met studieverlof) (Zijn verlofdagen brengt hij door als ijverig lid van de Maaseiker-studentenbond, BROUNS 1951, 20);
- verlofdienstjaar (Sociaalrechtelijk Wdb. 1958, 195);
- verlofgeld, vakantiegeld, vakantie-uitkering (Sociaalrechtelijk Wdb. 1958, 195. Vrouw en Wereld dec. 1975, p. 36.
Zij kochten nuttige dingen met hun verlofgeld! Shopping (ed. Gent) 12/8/1976.
Naast het verlenen van aanvullende vergoedingen, zoals kinderbijslag en verlofgeld, voorzag en voorziet het stelsel nog steeds in de waarborg van inkomensvervangende vergoedingen bij ziekte, werkloosheid en pensioen, Recht mei 1978, p. 1);
- verlofgratificatie, vakantiegeld (Sociaalrechtelijk Wdb. 1958, 196);
- verlofherinnering (Een paar vrienden zullen hun verlofherinneringen ophalen, Vrouw en Wereld juli/aug. 1974, p. 6);
- verlofkaart (Sociaalrechtelijk Wdb. 1958, 196);
- verlofkas, (Belg.) instelling, belast met de uitvoering van de wetgeving op de jaarlijkse vakantie en in het bijzonder met de uitbetaling van het vakantiegeld; vakantiefonds (Sociaalrechtelijk Wdb. 1958, 196.
Wanneer men in de maanden mei en juni verlof wil nemen, raden we aan tijdig de verlofkas hiervan in kennis te stellen om zo spoedig mogelijk de verlofvergoeding te bekomen, Volksmacht 21/4/1978);
- verlofmaand, vakantiemaand (Gedurende de verlofmaanden juli en augustus worden de prijzen niet verzonden Laatste Nieuws 30/7/1980);
- verlofperiode, vakantieperiode (Stapelplein blijft open om U beter te dienen gedurende de verlofperiode, Gentenaar 12/8/1977.
Het is alsof de administratie der belastingen geen verlofperiode kent, Gazet v. Antw. 29/8/1977);
- verloftijd, vakantieperiode; in het sociaal recht ook in de verb. verloftijd ter vergelding, rust ter vergoeding van overwerk (Sociaalrechtelijk Wdb. 1958, 196.
Nu dat in de verloftijd alle Europese toeristen werden gekonfronteerd met het probleem van de verschillende tijden, is vooral de Duitse situatie interessant, Gazet v. Antw. 29/7/1977);
- verlof(s)vergoeding, vakantiegeld, vakantie-uitkering (Sociaalrechtelijk Wdb. 1958, 196. Zie voor een voorb. onder verlofkas).
