Niet winstgevend; verlies lijdend, verliesgevend.
Sinds kort is de aardappelproduktie zonder meer verlieslatend, vooral als men rekening houdt met de prijzen van het pootgoed, Gazet v. Antw. 3/8/1977.
Het slachthuis en de veemarkt - sinds enige tijd een stadsbedrijf - is momenteel nog verlieslatend, Gentenaar 12/8/1977.
Nu de benzine peperduur wordt, kan de overheid daar misschien inspiratie in vinden voor een dubbelslag: de verkeersoverlast in de grote steden afzwakken en het verlieslatend openbaar vervoer eindelijk bevorderen zoals ze al zovele jaren predikt, Laatste Nieuws 30/7/1980.