Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

van

betekenis & definitie

I. Als vz.

1. Bij de aanduiding van het beginpunt in de tijd; in de standaardt. steeds in verb. met af.

- In verb. met een tijdperk of tijdstip (als znw.), waarbij van gevolgd wordt door een ander voorz.: van bij -, vanaf, sedert.

Zo werd, van bij haar intrede op de Burcht, besloten en geregeld door de Vrijvrouw van Maleizen, die haar onmiddellijk ... in haar vertrouwen heeft opgenomen, TEIRLINCK 1952, 1, 45.

Het café had niet zo’n goede reputatie, er werd geregeld gevochten, en K. nam zich van bij de aanvang voor een nieuw kliënteel op te bouwen, Gentenaar 11/5/1977.

- Van in -, sedert, vanaf; van in het begin e.d., vanaf het begin, van het begin af.

Plotseling een van de dorpsheren ziende, de jonge Taghon, die al van in de vroegte de herbergen aan ’t aflopen was, hield hij in en riep hem toe, BUYSSE 1959, 100.

Te scherp, te hard ingestelde luidsprekers braakten van in de vroege avond muziek en slogans uit, VAN AKEN 1965, 10.

Een aangepaste voorbereiding is noodzakelijk, opdat het kind er zich van in het begin zou thuisvoelen, Vrouw en Wereld april 1974, p. 14.

Zij moeten van in de lagere school leren een logische volgorde in de informatie te ontdekken, Vrouw en Wereld juni 1976, p. 11.

- Van na, van sinds - e.d., vanaf, sedert.

Daar hing nog te veel in mij van «achter de koeien», ik had thuis moeten werken van na mijn eerste kommunie, CLAES 1950, 37.

Ida boezemt hem steeds ontzag in. Zij is trouwens de meesteres in huis. Van voor lang reeds. Van sinds haar moeder’s dood, TEIRLINCK 1952, 2, 5.

- In verb. met een bijw.; in de standaardt. steeds verbonden met een ander bijw.: van gisteren, van gisteren af.
- In verb. met een voegw.: van als, vanaf het ogenblik dat, zodra.

Van als zijn gezondheid het toeliet, wandelde vader in den hof, LIA TIMMERMANS 1962, 39.

Van als wij haar in de verte zagen, liepen wij haar tegemoet en wilden dadelijk van alles laten zien, LIA TIMMERMANS 1962, 62.

Vaderschap en moederschap beginnen gelijktijdig: van als het kind in de gezamenlijke gesprekken en dromen verschijnt, om het dan samen te verwekken, samen te verwachten en vol vreugde samen zijn eerste schreeuw te aanhoren, Vrouw en Wereld dec. 1976, p. 15.

- Van toen -, toen.

Het begon met astrologie. Van toen vader nog een klein manneke was, hield hij reeds veel van de sterren, LIA TIMMERMANS 1962, 33.

- Van zodra -, zodra.

Van zodra de wijn naar de blozende belofte (Gisèle) wordt uitgereikt, komt uit het zo net geopend raam, van heel ver, de toetende hoorn van Roedi naar binnengalmen, TEIRLINCK 1952, 2, 239.

De Herentalse rekordhouder lange afstand met het toestel waarmee hij de stunt gedaan heeft. «Van zodra iemand het rekord breekt, begin ik er opnieuw aan», Gazet v. Antw. 5/7/1977.

Dat eventuele andere overtreders zonder verwijl en zonder aanziens des persoons zouden worden bekendgemaakt van zodra uitslagen in die zin door het laboratorium zouden worden vrijgegeven, Gazet v. Antw. 15/7/1977.

2. Bij de aanduiding van de beweegreden: van gewoonte, uit gewoonte; van ondervinding (spreken) e.d., uit ondervinding.
3. In de verb. als ik van u was e.d., als ik u was (gall., ter vert. van fr. si j’étais de vous).
4. Ter inleiding van een bijzin met een infin. + te; in de standaardt.: om te in de schrijft, vaak zonder om. (Gall., onder invloed van verb. met de).

- Na een znw.

Soms bestaat nog de vuile en onnatuurlijke gewoonte van aan die fopspeen honing of zelfs geneesmiddelen te smeren, Vrouw en Wereld febr. 1976, p. 11.

Als ik het geluk heb van te blijven leven en nog niet met pensioen ben, zal ik er hier de lofzang mogen over maken, BOON 1977, 103.

- Na een bnw. of verl. deelw.

Natuurlijk is de persoonlijke smaak beslissend. Alle smaken verschillen. Daarom is het ook zo moeilijk van voorbeelden te noemen, Rupelgalm 2/12/1976.

- Na een ww.

En omdat ik geen jas te veel heb, omdat ik het mij niet kan permitteren van er twee winterjassen op na te houden zoals sommigen die ik hier niet ga noemen, ben ik verplicht geweest er een van Schevernels te lenen! CLAUS 1966, 59.

Ik (heb) besloten, zoals ik eerder besloten heb van mij Deedee te laten noemen, u ook vandaag op uw gemak te zetten’, CLAUS 1966, 99.

Wegens de zware overgordijnen was het er schemerdonker. Wat mij niet belette bij mijn tante te bemerken dat er heel wat grijze haren waren bijgekomen en dat ze verdikt was. En wat mijn tante niet belette van te zeggen dat ik er erg mager opstond, PAUWELS 1971, 55.

Moeten wij er dan nog aan denken van in de hemel te komen? Vrouw en Wereld febr. 1974, p. 9.

De oudste verklaarde dat hij gewacht had van trouwen tot het feest van Sainte Adalhinde voorbij zou zijn, DEMEDTS 1976, 101.

5. Bij de aanduiding van de tijd waarin iets gebeurt enz.: gedurende, tijdens; meestal in negatieve zinnen en in verb. met al, heel, gans enz. (In de standaardt. uitsl. nog in enkele vaste verb.: van mijn leven (niet) e.d.).

Zo’n pijn in mijn keel! Van de hele nacht niet geslapen, CLAES 1950, 82.

Ons moe is van de week nog genen dag thuis geweest, Gehoord te Boom aug. 1979.

6. Als aanduiding van de plaats waar zich iets of iem. bevindt of waar iets gebeurt; in de standaardt. veroud., behalve in enkele vaste verb. (bijv. van mijn kant, van twee kanten snijden enz.).
- Van achter(en), van voren (lopen) e.d., achteraan, vooraan.

Toontje loopt van voren en zijn klokje galmt hier geheel anders uit, en het maakt holle koepels van geluiden, TEIRLINCK 1952, 2, 54.

- Vaak in verb. met een ander voorz.; inz. van op -, vanaf.

Van op onze uitkijk zagen wij, in de richting van Thuin, de inslaande granaten in de weiden kleine aardfonteintjes opwerpen, BRULEZ 1950, 97.

De zoete melkmuziek waarmee Toontje Rozier van op het oksaal de wakke gemeente besproeit, TEIRLINCK 1952, 1, 106.

Luisteren bij de stilte van onze kelen naar de tropennacht. De lucht is doorschijnend van op deze heuvel, JONCKHEERE 1957, 58.

Van op het balkon kijk ik werktuiglijk naar buiten waar het nu iets minder regent en opeens zie ik mijn drie zwartjes die uit de bakkerswinkel van Jonkheer komen, ELSSCHOT 1960, 694.

Van op de helling bewonderden we de eindeloze bossen en het schilderachtige dal van de Semois, Vrouw en Wereld mei 1974, p. 15.

Zondag ... speelt de Koninklijke Katolieke Harmonie Het Volk uit Gent ... een koncert van op de Kouterkiosk te Gent, Gentenaar 3/8/1977.

7. In enkele vaste verb.:

van tel zijn, in aanmerking komen, in tel zijn;

- van de trein stappen e.d., uit de trein stappen;
- zich vergissen van -, zich vergissen in - (gall., naar fr. se tromper de) enz.
- Zie ook bij de grondwoorden.

De militaire eretekens die ik op mijn borst droeg, waren in zijn ogen van geen tel, TEIRLINCK 1952, 1, 234.

Den eersten keer dat hij er naartoe ging, en in Vichte van den trein stapte, wist hij den weg naar Ingooighem niet, LIA TIMMERMANS 1962, 27.

En mosselen met frites! En stoofkarbonaden! Alles van genen tel blijkbaar! Parijs kende ze, de teef! DE RIDDER 1966, 82.

Nooit heeft men het aantal vrijwilligers in het wel- zijnswerk geteld. Wellicht omdat ze van weinig of geen tel werden geacht, of eenvoudigweg niet te tellen zijn, Vrouw en Wereld okt. 1976, p. 8.

De reizigers die van de trein stappen moeten via het station naar de overweg en kunnen daar dan in de rij gaan staan tot de slagbomen geopend worden, Gazet v. Antw. 4/5/1977.

II. Als bijw.

1. In de verb. er van (komen) e.d., er vandaan; - er van weerkomen, tot zijn nadeel ondervinden.
2. In de uitdr. er willen van (af) zijn, (eig.) ontslagen willen zijn van alle navraag en verantwoording, (vand.) het niet met zekerheid weten te zeggen; in de standaardt. wel: daar wil ik af zijn.