Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

vake

betekenis & definitie

Vleinaam en aanspreekvorm voor: vader, inz. in de kindert.; ook in toep. op een grootvader; vand. ook zeer vertrouwelijk als aanspreekvorm voor een bejaarde.

An heeft een wandelstok gevonden die ik vroeger gebruikt heb, toen ik lumbago had. Ze legt uit aan een vriendinnetje: „Dat is een stok van als mijn vake nog oud was”, VANHAVERBEKE 1971, 43.

Ik beleg dan maar een familieraad, en stel voor dat vake me ditmaal niet zou vergezellen bij een viertal behoeftigen die we met kerstavond bezoeken, Vrouw en Wereld dec. 1974, p. 20.

Geert ... is niet zo dom om te geloven dat moeke en vake even tevreden zijn met een 4/10 van hem, dan met een 9/10 van zijn broer, Vrouw en Wereld mei 1975, p. 22.

Maar even later, als vake langs komt om zijn kleine zoon goeiedag te zeggen, komen er plots twee tranen te voorschijn, Vrouw en Wereld april 1976, p. 32.

Vake, mogen wij eens bij tante Nora blijven slapen? Vrouw en Wereld juli/aug. 1976, p. 32.

Koen kocht van zijn centjes een dik schrift om de verhaaltjes van vake op te schrijven, Bond 4/2/1977.