Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

plots

betekenis & definitie

Zich eensklaps voordoend, zonder aankondiging of waarschuwing geschiedend: onverhoeds, onverwachts, plotseling; ook: snel, schielijk, zonder overgang zich voordoend of geschiedend.

Zij stampte op den grond en keerde, in een plotse opwelling, den abt den rug toe, VAN HEMELDONCK 1945, 16.

Met ’n plotse zwaai smeet nummer 22 de wachter met zo’n geweld achteruit, dat hij tegen de muur aanvloog, LANGENS 1947, 9.

In het open deurgat ... (verschijnt) een jonge, sterkgebouwde man. Vrouw Odile, die na het ontbijt ... gewoon is de keukenboeken van de Burcht bij te houden, schrikt van de plotse schaduw, TEIRLINCK 1952, 1, 66.

Na de paasvakantie moeten heel wat kleuters voor het eerst de schoolpoort binnenstappen. Een plotse overgang, Gazet v. Antw. 19/4/1977.

In zeevaartkringen aan de kust was men zondagavond ontsteld toen men vernam, dat een vloot, bestaande uit een 24-tal dinghies opblaasbare rubberen bootjes ..., door de plotse noorderwind uit elkaar was geslagen en verspreid, Gazet v. Antw. 31/5/1977.

De plotse sluiting van beide bedrijven sloeg als een bom in, Gazet v. Antw. 16/9/1977.

Opm.: In de standaardt. uitsl. als bijw.

- Zie ook WNT XII, 2794. In een Nederl. krant éénmaal aangetroffen als bnw. in een krantekop (kortheidshalve?); in de tekst echter: plotseling (V.H. in plotse vorm ... . Een plotselinge en lang verbeide doorbraak manifesteerde zich gisteren bij de Nederlandse atlete enz., Volkskrant 25/8/1980).