1. Geen oude top scheren, niet oud worden; vand. ook: hoge toppen scheren, goed werk verrichten, goed presteren enz.
Pas op, jongen, of ge zult geen ouden top scheren!
In zooverre heeft mijn oude... vriend ... gelijk gehad, dat ik, althans in ’t onderwijs, geen «ouden top heb mogen scheren». Dat ik echter zijn leerwijze niet opgevolgd heb, is daar wel een groote oorzaak van! PEETERS 1931, 42.
In zijn toespraak zei de Brugse burgemeester dat een dergelijke tentoonstelling aantoont hoe het vroegere ambachtelijke werk hoge toppen scheerde. Daarvan getuigen sommige wagens die echte pronkstukken zijn, Gentenaar 9/5/1977.
2. Tol (als kinderspeelgoed).
Sam.: toppenuit, (gewest., inz. Vl.) zeer hevig; vooral verbonden met kwaad, woest enz., en vand. ook: razend, woedend (Warten ... dreef haar rond waar hij wilde tot ze toppenuit kwaad, al medeens in luiden lach schoot en wegvluchtte, STREUVELS, Minnehandel 2, 205 (1903).
Op zulke vragen werd er bij ons niet geantwoord, tenzij als men toppenuit kwaad was, DEMEDTS 1976, 118).