Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

toesteken

betekenis & definitie

1. (Iem. iets) overhandigen, verschaffen; in ’t bijz.: heimelijk geven, toestoppen.

Koop morgen een zakje maïs. We moeten Jan een beetje helpen! Hier hebt ge honderd frank... Het overschot steekt ge hem toe. Hij moet wat zakgeld hebben... zonder dat komen er weer domme streken van! WACHTERS 1946, 157.

Hij ... liet het koud water over zijn handen stroelen terwijl hij wachtte tot Gus hem de zeep toestak, VAN AKEN 1958, 16.

2. Iem. een handje toesteken, iem. hulp verlenen, een handje helpen.

„Ik wensch uit den grond des harten dat het haar wel ga, - en daar zullen wij desnoods een handje aan toesteken!” lachte zij, terwijl ze hare nicht nogmaals omhelsde, TEIRLINCK-V.D.W. 1928, 96.

Bruin, die in beslag werd genomen door de twee andere dochters, steekt een handje toe, zodat ze gedrieën op welvoeglijke wijze de herberg kunnen verlaten, TEIRLINCK 1952, 1, 114.

3. (Een deur, een raam enz.) toeduwen.