In enkele verb. die in de standaardt. niet voorkomen: voor de goede(n) koop, voor de goedkoopte; - iets te koop hebben, in overvloed bezitten: hij heeft gezondheid te koop; - iets te koop stellen, te koop aanbieden, zetten (gall., naar fr. mettre en vente); - (zegw.) goesting is koop, ieder zijn meug. Vele leraars hadden, evenals de dorpsschoolmeester, meer last dan plezier van dien wittekop, zonder dat de jongen hun dat kwalijk nam.
Goesting is koop. En hij bleef zichzelf, BONI 1948,110.Antiquariaat-Boekhandel stelt te koop 14 eerste jaargangen van Het Belfort, Gentenaar 20/7/1977.
Sam.: tekoopstelling, (openbare) verkoping (De tekoopstelling zal plaats hebben op vrijdag 1 juli 1977, Boom 17/6/1977).