Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

termijn

betekenis & definitie

1. Periode; - (gall.) in de verb. op termijn, na langere tijd; in de standaardt. wel: op lange(re) termijn

Eens dat Achiel het critisch termijn is doorgesparteld, vordert de genezing met reuzeschreden, TEIRLINCK 1952, 2, 57.

Zij dulden niet langer dat Franstaligen die zich in de gemeente komen vestigen, weigeren zich aan te passen aan het Nederlandse karakter van het gewest en op termijn spekuleren op de verwaalsing van de gemeente, Nieuwsblad 15/4/1977.

Op termijn zou Brakel een rijksinternaat voor erg gehandicapten worden, de eerste dergelijke rijksschool in het land, Gentenaar 12/8/1977.

2. Diensttijd, militaire dienst.

Opm.: Niet altijd duidelijk te scheiden van het gebruik in de standaardt., waar termijn steeds een vooraf vastgestelde of begrensde tijdsruimte uitdrukt.

Sam.: legertermijn, militaire dienst(tijd) (Omdat hij na zijn legertermijn moest gaan stempelen, besloot enz., Gazet v. Antw. 16/8/1977).