Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

stort

betekenis & definitie

Plaats waar gestort wordt of mag worden: stortplaats, vuilnisbelt.

Wekelijks rijdt Octaaf, de knecht, een volle kruiwagen wijn- en likeurflessen op de stort, niet ver van daar, afkappen, WEYTS 1950, 19.

Om al je boeken van wanhoop op het stort te gooien, WILLEMS 1970, 70.

Hij kwam uit de steenbakkerijen. Uit deze trieste, grauwe streek, waar de stank van het stort in je neus prikt en het op de middag soms avond is, LAUWENS 1973, 66.

Ik wist dat haar moeder, gewonnen en geboren ginder langs het stort aan het randgebied der stad, er zekere dag stiekem vandoor was gegaan, BOON 1977, 137.

Onderzocht wordt of er een toelating werd gegeven voor het exploiteren van dat stort. De firma N. stort op die plaats geen gewoon huis- of industriëel vuil, maar alleen steenslag, aarde enz., Gentenaar 28/7/1977.

Opm.: In de standaardt. in deze bet. ongebruikelijk (freq. 0), hoewel nog vermeld in versch. handwdb.

< >