Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

schof (schoof)

betekenis & definitie

1. Schuivende afscheiding of afsluiting; in versch. toep., o.a. schuif (bijv. in een sluis), schot; - in de aanh.: (schuif)gordijn.

Wij hadden de wagenbanken op reien gezet, en twee aaneengenaaide voorschoten waren het schof van het toneel, LIA TIMMERMANS 1962, 21.

2. La(de); inz. in de uitdr. bij iem. in het bovenste schof liggen e.d., bij iem. in de gunst staan, goed aangeschreven staan, in een goed blaadje staan; ook het tegenovergestelde: bij iem. in het onderste schof liggen.

Godefroot schreef deze 8ste uitgave «Dwars door de Vuurlinie» op zijn naam en precies Walter lag bij de burgemeester in het bovenste schof, Gazet v. Antw. 4/7/1977.

3. In toep. op een drijvende wolkenmassa.

Het weer was doffer geworden: nu en dan flitste de zon nog door het drijvende schof, VERMEYLEN 1962, 84.

4. Ter aand. van een schuivende beweging; zoveel als: schot, beweging.

De kinders mochten schreeuwen, niemand gaf er acht op, want iedereen moest zijn volk uit de bende herkennen. Eindelijk kwam er schof in, elk met zijne vracht beladen, dreven de pikkers in kudde naar ’t poortje van den uitgang, STREUVELS 1962, 37.

Hij schreeuwde bevelen uit, vloekte en tierde, sprong zelf bij om er schof in te krijgen. De put voor de grondvesten was al lang drooggepompt, STREUVELS 1964, 217.

5. (Gewest.) Werktijd tussen twee rustpauzes; - ook: rustperiode tussen het werk; vand.: schaft(tijd).

Afl./Sam.: schoven (zie ald.);

- avondschof, in toep. op het laatste gedeelte van een werkdag (De knecht van Van Danen komt op een avondschof en ploegt den aardappelakker en het beetenland, BLOMMAERT 1945, 98);
- middagschof, middagpauze (inz. bij werklui) (Dat hij mee naar de school kan, en in ’t dorp bij Janus Blad met de broers en de zusjes zijn boterhammen mag opeten onder ’t middagschof, is voor de verlangens van kleinen Gust reeds een opbeurende voldoening, BLOMMAERT 1945, 129);
- schoftijd, schafttijd (bij werklui) (Evenmin als men den groei van een boom kan nagaan, was er zienderogen bewegen noch roeren aan de brug te bespeuren, - tenzij na eiken schoftijd, dat men merken kon hoever zij vooruitgekomen was, STREUVELS 1964, 286.

De moeder laadde rond de eerste schoftijd, 7 uur, de andere kinderen op de kruiwagen, voerde het eten mede en het ganse gezin nam de maaltijden op de steenfabriek en zwoegde, Koerier (ed. Mortsel-Rupel) 15/3/1978, p. 16).

< >