Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

raap

betekenis & definitie

In de uitdr. in iemands rapen zitten, lopen, schijten e.d., zich ten koste van een ander voordeel verschaffen, iem. benadelen, onder iemands duiven schieten; ook: iemands ongenoegen opwekken, het bij iem. verkorven hebben enz.; het zal wel een voze raap zijn, oneig. in toep. op een weinig opzienbarende gebeurtenis: het zal wel op een sisser uitlopen enz.

(Ik) mag niet te veel hommelen, of ik zou in de rapen rijden van Dien van hierboven. Met den Groten Baas zoek ik geen moeilijkheden, VERMEYEN 1947, 8.

Als ge bedenkt dat die handelsvloot, waarvan die jongen hier te Borgen droomde, misschien de oorzaak is van de wereldoorlog, omdat hij er mee de Engelsen zo lelijk in hun rapen zat!... Wat is dan de Geschiedenis? BRULEZ 1950, 109.

Bah, ge zult zien! De Borgense animositeit zal ook maar een voze raap zijn! Niet mijn persoon, maar althans mijn uniform zal hen koest doen blijven, BRULEZ 1950, 184.

Sam.: raapsoep, in de uitdr. raap soep gegeten hebben, slim, sluw zijn; niet gemakkelijk te bedriegen zijn enz.