Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

plat

betekenis & definitie

1. Van een kind, dat nog niet kan lopen: pasgeboren, klein; ook scherts.: 't is nog een plat jong, en hij wil al achter de meiskes lopen; ook van dieren: een plat kalf, een nuchter kalf; platte jongen, in toep. op zeer jonge vogels die nog geen veren hebben, die nog niet kunnen vliegen enz.

2. Van zaken: week, zacht; van vruchten: beurs, overrijp; van brood, boter e.d.: zacht; - (zegsw.) platte broodjes bakken, zoete broodjes bakken.
- Zie ook plattekaas.

„Luistert es, menheer Bidoul,” zei ik op serieuze toon nu dat ik zag dat ’m begost platte brooikens te bakken, ,,’t is niet van doen dat we malkander blauw bloemekens op de mouw speten. Ge weet dat ik u achter de tralies kan brengen voor heel uw leven”, CLAES 1960, 109.

3. Van dranken: slap, flauw (van smaak); plat bier, jong, nog niet belegen bier; - plat water, in toep. op (mineraal)water zonder prik (in tegenst. tot spuitwater) (gall., naar fr. eau platte).
4. Van het weer: vochtig, benauwd, wak; inz. gezegd van weersomstandigheden waarbij etenswaren vlug bederven.
5. Van een fiets- of autoband: lek; mijn band is plat.
6. (Gewest.) Van pers. (m. betr. t. hun gezondheidstoestand): bleek en ziekelijk, ongezond; ook: ontdaan, geheel van streek, onder de indruk (ten gevolge van onaangename gebeurtenissen e.d.).

Plastronneke die zit in den bak. En toen kwam moeder ons afhalen en ze vroeg wel wat is er jongen ge ziet er zo plattekes uit, maar Pol heeft alles moeten uitleggen want ik kon niets meer zeggen, VERSTEYLEN 964, 72.

7. Van pers.: slim, geslepen, uitgeslapen; ook in zelfst. gebr.: een platte, een slimmerd, een uitgeslapen kerel; veelal in pejor. zin; - iem. te plat zijn, iem. te slim af zijn; den du(i)vel te plat (af) zijn, zeer slim, geslepen zijn, zo glad als een aal zijn.

Van Landeghem komt mij het laatst van al de hand drukken, en met een weemoedige stem wenscht hij mij goede reis. «Ge zijt den duivel te plat geweest, zegt hij, maar ik benijd u toch niet... ’t Doet me alleen maar spijt dat ge weggaat omdat ik nu geen eenen vriend in het kamp meer heb», CLAES 1913, 336.

Ge weet hoe onnoozel militairen kunnen zijn en zelf meenen ze dat ze den duvel te plat zijn. Ze dachten dat Herodes er stillekens van onder wilde muizen, in plaats van een ander kostuum aan te trekken, maar Herodes liet hun wijn drinken die vergitigd was en daaraan dachten ze niet, WALSCHAP 1935, 62.

«Wij zijn hun weer eens te plat geweest,» juichte hij. «Wat hebt ge dan uitgestoken, deugniet?» vroeg de verbaasde boer ... . «Ik begreep dadelijk wat er aan de hand was. Klein Sjooske, gij hebt Merelke peper doen strooien voor de deur van de opkamer. Waar of niet?» LANGENS 1947, 54.

8. Van pers., in de verb. plat zijn, ook zo plat als een luis zijn, platzak zijn, geen rooie cent meer hebben.

Sam.: platdorps, (w.g.) dialect (Ik weet niet... zoals men dat stuk verleden maand in L. opvoerde, in platdorps, vind ik het glad verkeerd. Mijn oordeel is dat het toneel de toeschouwers moet verheffen, op een hoger plan brengen, BIJDEKERKE 1948, 6);

- platwater (zie onder bet. 3) (Spa water - spuitwater en platwater in literflessen, Westkust 26/8/1976, p. 11).
9. Schotel; vaak in de verb. koude plat, koude schotel.

We (vonden) 1001 recepten uit om met een doodgewone haring een feestelijke „koude plat” te maken, Vrouw en Wereld juli/aug. 1975, p. 14.

Stadsbestuur, spelers en medewerkers zaten onderwijl aan de „koude plat” met blijkbaar niet gehavende eetlust, Gentenaar 12/8/1977.

Kerstmis bij m’n eigen thuis... Aan bidden wordt niet gedacht, wel aan eten ..., rostbief, taart, kalkoen, kouwe plat en crème de glacé, Uit: Kerstmis in Antwerpen 1978.

< >