Werkwoorden vervoegen
paren
Tegenwoordige tijd paren
Ik paar
Jij paart
paar jij?
U paart
Hij/Zij/Het paart
Wij paren
Jullie paren
Zij paren
Verleden tijd van paren
Ik paarde
Jij/U paarde
Hij/Zij/Het paarde
Wij paarden
Jullie paarden
Zij paarden
Voltooid deelwoord van paren
gepaard
Tegenwoordig deelwoord van paren
parend