Wat is de betekenis van Opschik?

versiering uitspraak [op-schik] citaat "Hoe zij, met dat weergaloze lichaam in dat onflatteuze jasschort en kapotte pantoffels, een krulletje op haar voorhoofd draait om toch iets van opschik te hebben!" Bron: Una giornata particolare veranderde mijn kijk op mannen (Sylvia Witteman, de Volkskrant, 21 januari 2016) woordfeit Het (niet m...

Pur. voor: toilet; zijn opschik doen, zijn toilet maken, zich kleden. Rafaël leidt hen dan naar het appartement, waar zij hun opschik kunnen doen voor het diner, en wat op adem komen, TEIRLINCK 1952, 2, 232. Alvorens ze over de zachte lopers schrijden ..., zien de mannequins er heel wat prozaïscher uit. De krulspelden nog in het h...

s., toai, pronk, opskik, brat (it); waardeloze —, flodderpronk; aan — verkwisten, forpronkje.

m., 1. het opschikken; 2. tooi; tooisel, versiersel; sieraad: meisjes die elkaar de loef zochten af te steken door een fraaier kleedje of een sierlijker opschik; — versiering.

m. (het opschikken, bonte tooi).

('op) m. 1. Eig. het opschikken. 2. Metn. dat waarmede men (zich) opschikt. Syn. sieraad, tooi, versiersel

m., 1. het opschikken; 2. tooi; tooisel, versiersel; sieraad; 3. (gew.) toilet.

...

Opschik m. het opschikken; tooisel, versiersel : alles voor den opschik.