Om zo te zeggen, vrijwel, zo goed als, haast, nagenoeg, bijna, ongeveer enz.
Zoals alle dorpspastoors uit dien goeden ouden tijd was hij om zeggens de enige intellectueel, naast den geneesheer, in de parochie, BONI 1948, 75.
Het is' niet zeker dat hij het nog lang uithoudt in een huis, waar om zeggens iedereen hem dwarsboomt en foltert, TEIRLINCK 1952, 1, 88.
Ik keek ervan op, als ik Marieke daar boven op de ladder zag verschijnen met een zo door woede verwrongen gelaat, dat het omzeggens een ander Marieke Bleecker van haar maakte, BOON 1961, 133.
Over zijn eigen moeilijkheden in de ziel en het hart sprak hij omzeggens nooit, zoals ook niet over zijn ziekte, pijn of onrust, LIA TIMMERMANS 1962, 179. Hij viel te pletter op de straatstenen en was omzeggens op slag dood, Gazet v. Antw. 16/5/1977.
Het peloton zou verder omzeggens intakt blijven tot aan de aankomst waar Freddy van der Eist ... als eerste over de streep flitste, Gazet v. Antw. 22/8/1977.
Men treft evenwel ook andere patiënten aan: debielen, bijvoorbeeld, die omzeggens bij niets kunnen helpen; of sterk «afwezige» patiënten die welhaast nooit buiten het ritueel van hun waan blijken te treden, Alumni 1978, 1, 8.