Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

haast

betekenis & definitie

I. Als znw.

In zeven haasten, haastig, in allerijl; - (spreekw.) haast en spoed (is) zelden goed, haastige spoed.

Met mijn pakje ben ik Veerle gaan vaarwel zeggen, gelukkig ook dat het in zeven haasten moest gebeuren, TEIRLINCK 195Z, 1, 166.

Van haar hoorde ik, dat Embo er ijlings vandoor was gegaan, en dan nog met Marieke die hij in zeven haasten ten huwelijk had gevraagd, BOON 1961, 156.

II. Als bijw.

Gauw, snel, vooral in de verb. zo haast mogelijk.

Ik was verplicht zo haast mogelijk te handelen, TEIRLINCK 1952, 1, 233.