I. Slag, klap; in ’t bijz.: oorveeg; - mot(ten) geven, krijgen, een pak slaag geven enz..
Omdat hij zooveel van zijn neus miek had zijn moeder hem nog een mot tegen zijn ooren gegeven, CLAES 1933, 105.
De maarte kreeg van den baas vijf zes motten rond heur ooren, CLAES 1933, 265.
Ik heb die vent daar ... een mot tegen zijn bakkes gegeven en als gij wat veel van uw neus maakt heb ik er nog zo een voor u over, DE PILLECYN 1962, 234.
Opm.: In de omgangst. in Nederl. wel: woorden, ruzie, in verb. als: mot krijgen, zoeken.
Afl.: motten (Wdl.), een klap geven (op -), in ’t bijz.: (iem.) een pak slaag geven, slaan (Ons moe kon vroeger motten dat ge niet meer wist waar uw kop was, Gehoord te Mechelen dec. 1978).
II. In de verb. iets in de mot hebben, krijgen, iets in de gaten hebben, bemerken, doorzien;
- iem. in de mot hebben, zijn bedoeling doorgronden, iem. doorhebben;
- iem. in de mot houden, in ’t oog houden, in de gaten houden.
Hij had opgemerkt dat Broeke ... beraamde, vezelde en met de kinderen in de weer was; ... we zullen hem moeten in den mot houden, meende Sieper, zonder er alevenwel groot belang aan te hechten, omdat hij niet raden kon wat het wel zou zijn, STREUVELS 1964, 185.
A. Die jongeman kent de seizoenen. Die gaat naar de noten en de kastanjes. B. Ik had het in de mot, FLORQUIN 1972, 40.
Hou je krant in de mot. We verloten elke week 1 gratis reis voor 2 personen naar het buitenland, Limburg 28/8/1976.