(Iem., iets) meenemen.
Ik doe u nu mee naar mijn villa, BRULEZ 1950, 42.
Zij ruilde planten met haar vriendinnetjes, en deed, wanneer zij ging wandelen, een speelgoedschup mee om veldbloemen uit te steken die zij dan in haar tuin overplantte, DURNEZ z.j. (± 1958), 59.
Ik kijk naar de konijnen, vette beesten, ik streel hun oren. Vroeger zou ik me niet gegeneerd hebben om er twee mee te doen, CLAUS 1958, 35..