Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

wandelen

betekenis & definitie

In de verb. iem. wandelen sturen, zenden, iem. afschepen, wegsturen (met fraaie beloften e.d.), met een kluitje in het riet sturen; ook: iem. (oneervol) ontslaan, de laan uitsturen; - in de sportt. soms bep.: iem. afmaken. (Gall., naar fr. envoyer promener qn.),

De regeringscommissaris stuurde hen feestelijk wandelen, Taalb. 1971, II, 658.

Ze werd in het dubbel-gemengd met Frew McMillan in drie sets wandelen gezonden, Gazet v. Antw. 5/7/1977.

Sam.: wandelconcert, promenadeconcert;

- wandelwegel, wandelpad, wandelweg (En dan nog over ons 33 hectaren park gesproken met wandelwegeltjes die U stiekem over de Franse grens brengen, Volksmacht 19/5/1978).

< >