Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

koppigaard

betekenis & definitie

Koppig, eigenzinnig persoon; stijfhoofd, stijfkop; ook: doorzetter.

Enige dagen gaan voorbij eer de allerlaatsten opdagen, de Sleewagens en de Tambuyzers, de weerbarstige koppigaards, TEIRLINCK 1952, 1, 13.

Zijn schoolmeestersgeweten was sterker dan zijn bedeesdheid en hij gaf niet toe waar hij gelijk had. En de heren die hun wensen niet voldaan zagen zegden dat hij een koppigaard was, DE PILLECYN 1962, 52.

Ik maan mijn jongens aan vriendelijk de toeristen zo mogelijk in hun eigen taal duidelijk te maken dat er grote gevaren aan de zee verbonden zijn. Voor koppigaards en vrijbuiters in de onbewaakte zones halen we terstond de politie erbij, Gentenaar 20/7/1977.

< >