Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kopen

betekenis & definitie

1. In de verb. een kind kopen e.d., een kind krijgen, willen, maken enz.

Wie zou dat nu gepeinsd hebben, ze koopen nog ’n zoontje! DEWACHTER 1942, 6.

De dokter was van mening dat het voortaan beter was als zij geen kinderen meer kocht, TEIRLINCK 1952, 2, 7.

Toen grootvader en grootmoeder hun dertiende kind kochten, wisten zij niet welken naam er aan te geven, vooral daar zij zich aan een dochter hadden verwacht, LIA TIMMERMANS 1962, 18.

In die landen willen de mensen veel kinderen kopen, omdat ze er gewoon zijn dat veel kinderen sterven, Vrouw en Wereld jan. 1975, p. 12.

We verkiezen een mannelijke kandidaat, jij gaat immers toch trouwen en kindertjes kopen, Vrouw en Wereld sept. 1976, p. 26.

Ook o.a.: VERMEYEN 1947, 49. BONI 1948, 20. V.D. WOESTIJNE 1963, 8.

2. In het kaartspel: troeven.

Ik ben verliefd op schoppenvrouw,’ zei de kolonel, terwijl hij er de heer op zette. ‘Niets voor u,’ zei mevrouw Tourelle, terwijl zij de slag kocht, BERKHOF 1962, 88.

Sam.: afkopen, met een hogere troefkaart een slag halen, overtroeven, hoger troeven; ook: bovenkopen, overkopen.